3.3 chemische vertering

3.3 Chemische vertering
Voorkennisvragen:
1. Welke stoffen zijn nodig voor de vertering van eiwitten, koolhydraten en vetten?
2. Wat zijn kenmerken van de maag?
3. Uit welke monomeren bestaan de polymeren vetten, eiwitten en koolhydraten?
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

3.3 Chemische vertering
Voorkennisvragen:
1. Welke stoffen zijn nodig voor de vertering van eiwitten, koolhydraten en vetten?
2. Wat zijn kenmerken van de maag?
3. Uit welke monomeren bestaan de polymeren vetten, eiwitten en koolhydraten?

Slide 1 - Diapositive

3.3 Enzymen
Chemische vertering
Waarom nodig?

Slide 2 - Diapositive

Voedingsstoffen die verteerd moeten worden 
(kleiner maken):

Eiwitten
Vetten
Grotere koolhydraten 
(= di-/polysacharides)
Voedingsstoffen die NIET worden verteerd 
(al klein genoeg):

Vitamines
Mineralen (= zouten)
Water
 Kleine suikers 
(= mono-sacharides)

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

3.3 Enzymen
Chemische vertering
  • In verteringssappen
  • Helpen met vertering voedingsstoffen 
  • Amylase/maltase: zetmeel -> glucose
  • Pepsine/peptidase: eiwit -> aminozuren
  • Lipase: vetten -> glycerol en vetzuren
*verdere uitleg zie boek

Slide 5 - Diapositive

Enzymen
Door enzymen (............... ) kunnen wij, bij lage temperaturen, stoffen afbreken (dissimilatie) of opbouwen (assimilatie).  

Enzymen zijn eiwitten. (Maken we dus zelf via DNA -> RNA -> Eiwit) 
- Naamgeving: substraat +  - ase
vb. Lactase


Slide 6 - Diapositive

Enzymen
Enzymen hebben een optimum temperatuur (en zuurgraad = pH).

Waarom gaat het katalyseren langzamer bij een hogere/ lagere temperatuur/pH ?




Slide 7 - Diapositive

Ontvouwen/ kapot
of temperatuur te laag

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

3.3 Chemische vertering 
Lees 3.3
Maak opdrachten 18 t/m 22

Slide 11 - Diapositive