B&F, spelling, blok 7 week 3 les 1

Spelling: blok 7 week 3 les 1
Doel: leren schrijven van het kilowoord 
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Spelling: blok 7 week 3 les 1
Doel: leren schrijven van het kilowoord 

Slide 1 - Diapositive

Noem routewoorden

Slide 2 - Carte mentale

Noem 5 garagewoorden

Slide 3 - Carte mentale

Noem 5 chefwoorden

Slide 4 - Carte mentale

We oefenen met het klankgroepenwoord
1. de energie
2. de slijtage


Slide 5 - Diapositive

Welke tijd?
hij werd
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 6 - Quiz

Welke tijd?
hij is geworden
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 7 - Quiz

Welke tijd?
hij wordt
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 8 - Quiz

Welke tijd?
hij verbindt
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 9 - Quiz

Welke tijd?
hij heeft verbonden
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 10 - Quiz

Welke tijd?
hij verbond
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 11 - Quiz

Werkwoorden
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t, behalve bij ik en als jij erachter staat.
De stam is de ik-vorm: rennen, ik ren, dus ren is de stam.
Rennen:
Ik ren - hij rent - ren jij? (stam+t: ren + t = hij rent)
Binden:
Ik bind - hij bindt - bind jij? (stam+t: bind + t= hij bindt)

Slide 12 - Diapositive

Tegenwoordige tijd. Vul het werkwoord in:
worden
ik ............. de juf................. ...............jij?

Slide 13 - Question ouverte

Vul het werkwoord in: vergeten
Tegenwoordige tijd: de man........................
Verleden tijd: de man.........................
Voltooide tijd: de man..........................

Slide 14 - Question ouverte

Instructie
Kilowoord. Ik hoor de ie, maar ik schrijf de i. 

1. de lotion   2. de nationaal




Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Oefendictee
Stappenplan
1.  Luister naar het woord
2. Zeg het hardop na
3. Denk na, welke categorieën zitten erin?
4. Typ het woord in
5. Controleer het woord
--> ga daarna verder, door op het pijltje te klikken

Slide 17 - Diapositive

Schrijf op:

Slide 18 - Question ouverte

Schrijf op:

Slide 19 - Question ouverte

Schrijf op:

Slide 20 - Question ouverte

Schrijf op:

Slide 21 - Question ouverte

Schrijf op:

Slide 22 - Question ouverte

Schrijf op:

Slide 23 - Question ouverte

Schrijf op:

Slide 24 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
A
De passagier
B
laat
C
zijn
D
coupé

Slide 25 - Quiz

Wat is het onderwerp?
A
De passagier
B
laat
C
zijn
D
coupé

Slide 26 - Quiz

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
De
B
laat
C
zijn
D
jas

Slide 27 - Quiz

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
De
B
passagier
C
zijn
D
twee

Slide 28 - Quiz

Wat is een voorzetsel
A
De
B
zijn
C
in
D
twee

Slide 29 - Quiz

Wat is een telwoord?
A
De
B
zijn
C
in
D
twee

Slide 30 - Quiz

Welk woordsoort is coupé?
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
voegwoord
D
werkwoord

Slide 31 - Quiz

Hoe ging de les?
A
Makkelijk
B
Moeilijk
C
Gemiddeld

Slide 32 - Quiz

Goed gewerkt!
Succes met de volgende les! 

Slide 33 - Diapositive