Dinsdag 15 november 2022

Dinsdag 15 november 2022
08.30 - 09.30 uur 
Sport

12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.30 - 10.10 uur 
Lezen in je leesboek 
12.40 - 13.30 uur 
Woordenschat
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 -14.20 uur
Disk - zelfstandig werken thema 'Technologie
disk taak 2 robot
10.30  - 11.20  uur  
Lezen, hoe doe je dat
11.30 - 12.10 uur
Rekenen- zelfstandig werken 
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Dinsdag 15 november 2022
08.30 - 09.30 uur 
Sport

12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.30 - 10.10 uur 
Lezen in je leesboek 
12.40 - 13.30 uur 
Woordenschat
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 -14.20 uur
Disk - zelfstandig werken thema 'Technologie
disk taak 2 robot
10.30  - 11.20  uur  
Lezen, hoe doe je dat
11.30 - 12.10 uur
Rekenen- zelfstandig werken 

Slide 1 - Diapositive

Sport

We gaan lekker sporten

Slide 2 - Diapositive

Lezen in je eigen boek

Slide 3 - Diapositive

Pauze
    Pauze 
timer
20:00

Slide 4 - Diapositive

Lezen, hoe doe je dat?
  • We gaan samen de opdrachten maken in het boek

Slide 5 - Diapositive

Rekenen
Je werkt in je werkboek.
In het werkboek staat soms een opdracht of een uitlegfilm die je moet maken/bekijken op je laptop.

Slide 6 - Diapositive

Pauze
    Pauze 
timer
30:00

Slide 7 - Diapositive

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Technologie.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 8 - Diapositive

het apparaat
  • een voorwerp dat je kunt gebruiken als hulpmiddel bij iets;
  • een apparaat heeft vaak een stekker (oplader);
  • Zin: In mijn huis kan ik niet meer zonder apparaten.

Slide 9 - Diapositive

beschrijven
  • opschrijven of vertellen hoe iets is;
  • opschrijven of vertellen hoe iemand is;
  • Werkwoord: ik beschrijf, hij beschrijft, wij beschrijven;
  • Zin : Wil jij beschrijven hoe jouw vriend eruit ziet?

Slide 10 - Diapositive

bezoeken
  • Naar iets of naar iemand gaan om er even te blijven;
  • Werkwoord: ik bezoek, hij bezoekt, wij bezoeken;
  • Zin: Wij gaan vandaag mijn opa en oma bezoeken.
  • Zin: Ik ga op bezoek bij mijn opa en oma.

Slide 11 - Diapositive

de emotie
  • een bepaald gevoel dat je hebt, bij een gebeurtenis;
  • Voorbeelden zijn: blij, boos, verdrietig, bang;
  • Zin: Ieder persoon voelt alle emoties in zijn leven.

Slide 12 - Diapositive

de fabriek
  • een bedrijf dat producten maakt met machines;
  • in een fabriek wordt van alles gemaakt;
  • Zin: Mijn vader werkt in een fabriek.
  • Zin: In de fabriek worden mobiele telefoons gemaakt.

Slide 13 - Diapositive

Beschrijf je docent.

Slide 14 - Question ouverte

Waar wordt het woord
bezoeken
goed gebruikt?
A
Ik ga morgen mijn tante bezoeken . Ik ga bij haar wonen.
B
Ik ga morgenmiddag mijn tante bezoeken. Na het eten ga ik naar huis.
C
Ik ga mijn tante bezoeken. Ik blijf een jaar bij haar wonen, tot ik mijn eigen huis heb gekregen.
D
Ik ga mijn tante bezoeken. Ik blijf daar een paar weken wonen.

Slide 15 - Quiz

Waar worden voorbeelden van
de emotie
geschreven?
A
stom, lelijk, aardig
B
vallen, opstaan, doorgaan
C
bang, boos, blij
D
mooi, knap, lief

Slide 16 - Quiz

Maak een zin met het woord:
de fabriek

Slide 17 - Question ouverte

Zoek een foto van een apparaat wat je in de keuken gebruikt.

Slide 18 - Question ouverte

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 19 - Diapositive

Ik voel altijd veel .......... als ik boos ben. Dat zie je ook aan mijn gezicht.

Slide 20 - Question ouverte

Mijn vader werkt in ..... ........... waar kleding wordt gemaakt.

Slide 21 - Question ouverte

Volgende week ga ik mijn vriendin ............. Ik heb haar al een lange tijd niet gezien.

Slide 22 - Question ouverte

Kan jij je fiets...................? Dan weet ik hoe je fiets eruit ziet.

Slide 23 - Question ouverte

Alle .............. in mijn huis gaan snel kapot. En dan moet ik nieuwe kopen.

Slide 24 - Question ouverte

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: 
- het apparaat
- beschrijven
- bezoeken
- de emotie
- de fabriek

Slide 25 - Diapositive

Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema Technologie.

Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!

Slide 26 - Diapositive