Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 80 min
Éléments de cette leçon
Programma:
- Huiswerk afgelopen week
- Uitleg basisstof 4
- zelfstandig werken
- uitleg basisstof 5
- zelfstandig werken
- afsluiting
Slide 1 - Diapositive
Huiswerk afgelopen week
Onderwerpen die we hebben behandeld:
- sporten,
- skelet,
- gewrichten
Conclusie wat ik zie:
- basisstof 1 zga klaar & groen
- basisstof 2 redelijk goed (opdr 11)
- basisstof 3 meer oranje/rood
- te weinig mensen hebben hun werk af!
- moet deze week anders!
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Als een spier samentrekt:
hoe lang kun jij dit?
De plank is een statische oefening, wat inhoudt dat je je lichaam een tijdje in een bepaalde houding moet houden zonder te bewegen.
A
wordt de spier korter en dunner
B
wordt de spier langer en dikker
C
wordt de spier korter en dikker
D
wordt de spier langer en dunner
Slide 4 - Quiz
Als deze spieren aanspannen
A
gaat de pols buigen
B
gaat de pols strekken
C
gebeurt er niets in de pols
D
gaat de pols draaien
Slide 5 - Quiz
Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.
.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren
2: spieren
B
1: pezen
2: pezen
C
1: pezen
2: spieren
D
1: spieren
2: pezen
Slide 6 - Quiz
Waar zitten pezen?
A
Tussen 2 gewrichten
B
Tussen botten en spieren
C
Tussen gewrichten en spieren
D
Tussen 2 spieren
Slide 7 - Quiz
Onbewuste spieren
A
Jij hebt geen controle over het aan- en ontspannen.
B
Spannen aan wanneer jij wil
C
Zijn spieren van dieren
D
Zijn spieren die je niet wil
Slide 8 - Quiz
Is het hart een spier?
A
ja
B
nee
Slide 9 - Quiz
Hier zie je
A
geen goede lichaamshouding
B
een goede lichaamshouding
Slide 10 - Quiz
Waar zie je een goede lichaamshouding?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 11 - Quiz
Spierstelsel
Alle spieren in het lichaam
Spieren zorgen voor bewegingen van botten
Slide 12 - Diapositive
Spieren
- Spieren bestaan uit spiervezels.
Het lijkt op een stuk touw.
- Een spier zit met pezen
aan botten vast.
- De plaats waar een pees aan een bot vast zit = een aanhechtingsplaats.
- Een spier kan zich samentrekken, een pees niet.
Slide 13 - Diapositive
Spieren kunnen zich samentrekken
– Een spier die zich samentrekt, wordt korter en dikker
– De spier trekt de botten dan naar elkaar toe
Slide 14 - Diapositive
Antagonisten
Een buigspier en een strekspier die samen één beweging mogelijk maken, vormen een antagonistisch paar. De strekspier is de antagonist van de buigspier.
Op de volgende twee dia's staan twee antagonisten uitgelegd: de biceps en de triceps.
Slide 15 - Diapositive
Arm buigen
Armbuigspier (biceps) samentrekken = korter en dikker
Pezen trekken aan je spaakbeen
armstrekspier (biceps) onspant= langer en dunner
Slide 16 - Diapositive
Arm strekken
Armstrekspier (triceps) samentrekken= korter en dikker
Pezen trekken aan je ellenpijp
Armbuigspier (triceps) ontspant = langer en dunner
Slide 17 - Diapositive
Lichaamshouding
= De manier waarop je staat of zit
- verkeerde lichaamhoudiing = gevolg rugpijn en/of nekpijn
Slide 18 - Diapositive
- goede lichaamshouding heeft de wervelkolom een
dubbele-S-vorm
Slide 19 - Diapositive
Aan het werk!
- Lees de tekst in je tekstboek
- maak basisstof 4
-teken en kleuropdrachten mag je overslaan.
Slide 20 - Diapositive
Je uithoudingsvermogen
Basisstof 5
Slide 21 - Diapositive
Sporter - heeft een goed uithoudingsvermogen nodig
Uithoudingsvermogen = je kunt iets lang vohouden
Je spieren hebben energie nodig om te bewegen
- Energie komt vrij bij de verbranding van voeding
(eten en drinken)
Slide 22 - Diapositive
Verbranding
Bij verbranding heb je zuurstof en glucose nodig
- de zuurstof zit in de lucht die je inademt
- glucose = brandstof en haal je uit voeding
- je lijf zet dit om in energie en 2 afvalstoffen: koolstofdioxide (CO2) en water
Belangrijk!!!!
glucose + zuurstof CO2 + water + energie
Slide 23 - Diapositive
Lichamelijke inspanning
Veel lichamelijk inspanning - veel energie nodig
dan:
* is veel verbranding nodig
* heb je veel brandstoffen en zuurstof nodig
* ga je sneller ademhalen
* gaat je hart sneller kloppen
* komt er meer warmte vrij
* adem je meer afvalstoffen uit
Slide 24 - Diapositive
Ademhalingsstelsel
Slide 25 - Diapositive
Gaswisseling
Inademen: je ademt zuurstof in, wat via het ademhalingsstelsel wordt opgenomen in het bloed.
uitademen: je ademt Co2 uit wat je lichaam via het ademhalingsstelsel weer verlaat.
Dit noemen we gaswisseling
Slide 26 - Diapositive
Vitale capaciteit
Longvolume = hoeveel lucht er in een long past.
Ademvolume = hoeveel lucht je in- en uit ademt.
Vitale capaciteit = maximale hoeveelheid lucht per ademhaling.
Slide 27 - Diapositive
Als je sport gaat je hart langzamer kloppen
A
Ja
B
Nee
Slide 28 - Quiz
de afvalstoffen van verbranding adem je uit
A
Ja
B
Nee
Slide 29 - Quiz
In de spieren vindt verbranding plaats, hierdoor krijgen je spieren meer energie.
A
Ja
B
Nee
Slide 30 - Quiz
Aan het werk!
- Lees de tekst in je tekstboek
- maak basisstof 5
-teken en kleuropdrachten mag je overslaan
Slide 31 - Diapositive
welk onderwerp van dit hoofdstuk vind je het moeilijkst tot nu toe?