MOA oefentoets VM

• MOA
• MBO
• Studiejaar 2

wat is een onderdeel van de fase 'onderzoeken' in het commercieel proces?

1. een klant adviseren
2. kleding presenteren
3. luisteren naar een klant

welke soort vraag is ''wat kan ik verder voor u doen?''

1. gesloten vraag
2. keuzevraag
3. open vraag

Door welke actie controleert een verkoper of hij de koopwens goed heeft begrepen?

1. doorvragen
2. luisteren
3. samenvatten

LSD staat voor?

1. Luisteren, samenvatten , doorvragen
2. luisteren, samen, doorgaan
3. licht, samenvatten, doorvragen
4. licht, samen, dimmen

Wat wordt bedoeld met Visual Merchandising?

1. het bedenken van een winkelformule
2. het on- en offline verkopen van artikelen
3. het zichtbaar maken van het DNA van een retailconcept
4. het ontwerpen van de routing in de winkels

wat wordt bedoeld met trendniveau bij het bepalen van het DNA?

1. hoe duur de artikelen mogen zijn
2. hoe modegevoelig het retailconcept is
3. welke service wordt verleend aan klanten
4. welke trends er dan zijn

Een winkel noemt zichzelf 'duurzaam, exclusief en modieus' hoe noemen we deze woorden?

1. kernwaarden
2. koopmotieven
3. promotiemiddelen
4. winkelwoorden

wat is GEEN voorbeeld van 'hospitality'?

1. een oprechte begroeting als de klant de winkel binnenkomt
2. de inrichting van de productpresentatie
3. een entree zonder obstakels
4. de reclame van de winkel

Hoe lopen klanten, meestal onbewust , de winkel in?

1. via de linkerkant
2. via de rechterkant
3. via het midden
4. rechtdoor

Welke stelling klopt met betrekking tot een ''open etalage''?

1. het trekt alleen vaste klanten naar de winkel
2. het werkt drempelverhogend voor de klant
3. het werkt drempelverlagend voor de klant
4. het stopt de klanten

Wat is een voorbeeld van een focuspunt?

1. een kunstzinnige inrichting van een etalage
2. een set folders bij de kassa
3. een uitgelicht torso
4. een boeket bij de kassa

Welke stelling is juist?
1. De A- locatie bevindt zich meestal links van ingang
2. De eerste twee focuspunten bevinden zich in de A-locatie

1. alleen stelling 1 is juist
2. alleen stelling 2 is juist
3. stelling 1 en 2 zijn juist
4. stelling 1 en 2 zijn onjuist