1.1 Taalverzoring - werkwoorden

Werkwoorden
Nederlands
1.1 Taalverzorging

Toets 17 december 
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Werkwoorden
Nederlands
1.1 Taalverzorging

Toets 17 december 

Slide 1 - Diapositive

Planning

Uitleg Werkwoorden
Maken: blz. 270 t/m 272

Slide 2 - Diapositive

Aan het einde van deze les
- Herken je werkwoorden.
- Herken je de verschillende vormen van de werkwoorden.

Slide 3 - Diapositive

Noem de werkwoorden in de zin:
Thijs gaat vanmiddag in de supermarkt werken.

Slide 4 - Question ouverte

Noem de werkwoorden in de zin:
Vanmiddag ga ik baantjes zwemmen in het buitenzwembad.

Slide 5 - Question ouverte

Werkwoorden
Een werkwoord (ww) zijn woorden die iets of iemand doet of wat er gebeurt. 

Er zijn verschillende soorten werkwoorden:
- Infinitief
- Persoonsvorm
- Voltooid deelwoord

Slide 6 - Diapositive

Infinitief
Het infinitief is het hele werkwoord:
- Lopen
- Doen
- Zwaaien
- Zwemmen
- Moeten
- Worden

Slide 7 - Diapositive

Noem het infinitief in de zin:
Wat gaan we vanavond doen?

Slide 8 - Question ouverte

Noem het infinitief in de zin:
Wij moeten naar de McDonalds.

Slide 9 - Question ouverte

Persoonsvorm
Iedere zin heeft een persoonsvorm. De persoonsvorm is een werkwoord. Je kan het op twee manieren vinden:
- Door de tijd van de zin te veranderen.
- Door de zin vragend te maken. 

Slide 10 - Diapositive

Noem de persoonsvorm in de zin:
Ik moet hard werken op mijn stage.

Slide 11 - Question ouverte

Noem de persoonsvorm in de zin:
Samen met Ahmed liep Stefi naar huis.

Slide 12 - Question ouverte

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets is gebeurd (het is voltooid). De persoonsvorm is de zin is dan vaak: hebben, zijn of worden. 

Slide 13 - Diapositive

Noem het voltooid deelwoord in de zin:
Heeft Kay de dokter gebeld?

Slide 14 - Question ouverte

Noem het voltooid deelwoord in de zin:
De brief wordt zo snel mogelijk verstuurd.

Slide 15 - Question ouverte

Opdracht
Maak blz. 270 t/m 272

Slide 16 - Diapositive