Nederlands Bouwsteen 6

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

EIB periode 3

Hoofdstuk 6 - Argumenteren 

Vandaag:

• Korte herhaling theorie bouwsteen 4
• Toets bouwsteen 4
• Start bouwsteen 6  

                >Voorbeeld en theorie bolletje 1 t/m 3

                >Lezen en Luisteren bolletje 1 t/m 4

    

Theorie Bouwsteen 4

• Tekstverbanden en signaalwoorden

      Zie volgende slide. 

      Doel: tekstbegrip

• Kenmerken schrijfproducten:

      Nieuwsbericht

      Instructie

      Betoog 

• Soorten vragen bij een interview:

     Open vragen

     Gesloten vragen

     Controlevragen

     Suggestieve vragen

Bouwsteen 4 - 3F: Samenhang

*Toets*

Lesdoelen argumenteren - Bouwsteen 6:

• Je kunt beschrijven wat het verschil tussen feiten en meningen is.
  
• Je kunt beschrijven wat het verschil tussen objectief en subjectief is.
• Je kunt beschrijven wat het verschil tussen standpunten en argumenten is.
  

I Feiten en meningen

Wanneer spreek je van een mening?

Kenmerken feit

• Staat vast, het is zo
•  Kun je controleren, iets is waar of niet waar 
• Objectief > 

• Voorbeeld objectieve teksten: 

Nieuwsberichten, onderzoeksrapporten, wetenschappelijke tijdschriften

ob·jec·tief (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord; vergrotende trap: objectiever, overtreffende trap: objectiefst)

zich beperkend tot de feiten, niet beïnvloed door eigen gevoel of door vooroordelen; onbevooroordeeld, onbevangen (tegenstelling: subjectief)

Kenmerken mening

• Persoonlijke gedachte
• Je kunt het ergens wel, een beetje of niet mee eens zijn

• Subjectief >

• Voorbeeld subjectieve teksten:

Ingezonden brieven, columns, discussieforums

sub·jec·tief (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord)

persoonlijk, volgens eigen mening; = partijdig (tegenstelling: 1objectief): een subjectief oordeel

methode -> argument, uitleg, (bij)voorbeeld

-> waarom  en waarom is dat goed?

Filmpje - Is de aarde plat?

Wat kun je zeggen over de uitspraken van de heren?

Feit of mening?

*Even oefenen*
Deze dag is te mooi om te werken.

1. Feit
2. Mening

Wanneer spreek je van een feit?

Ik denk dat je gewoon beroerd bent om te werken.

1. Feit
2. Mening

Op 14 december 2020 werd bekend dat alle kappers de deuren moesten sluiten.

1. Feit
2. Mening

Het boek bevat tien prachtige portretten met foto's.

1. Feit
2. Mening

In januari 2023 nam het aantal uitkeringen in de detailhandel toe met 4.2 procent.

1. Feit
2. Mening

II Standpunten en argumenten

• Een standpunt > Jouw mening over een onderwerp

"Een mening of standpunt is wat iemand ergens van vindt. Je kunt het ermee eens zijn, maar je kunt ook iets anders vinden. In subjectieve teksten merk je sterk wat de mening of het gevoel van de schrijver of spreker is. Ook staan er vaak vormen van figuurlijk taalgebruik in."

• Argumenten > Feiten of bewijzen, controleerbaar voor iedereen

"Argumenten gebruik je om je standpunt of mening te ondersteunen. Argumenten zijn redenen waarom je iets vindt. Je herkent ze bijvoorbeeld aan de signaalwoorden 'omdat' en 'want'."

*Herhaling vorige week: wat is een drogreden? Standpunt en argument kloppen niet bij elkaar. 

> Roken is niet slecht, mijn oma van 95 rookte een pakje per dag.

Een ander woord voor standpunt is:

*Even oefenen*
Wat is het standpunt in onderstaande zin:
Het is een risicovolle operatie, omdat het spierweefsel beschadigd kan raken.

1. Het is een risicovolle operatie
2. Het spierweefsel beschadigd kan raken

Wat is het standpunt in onderstaande zin:

Tweederde van de jongeren heeft schulden, dat kun je toch geen klein probleem meer noemen.

1. Tweederde van de jongeren heeft schulden
2. Dat kun je toch geen klein probleem meer noemen.

Wat is het argument in onderstaande zin:

Zo boeiend was haar optreden niet, de helft van het publiek deed wat anders.

1. Zo boeiend was haar optreden niet
2. De helft van het publiek deed wat anders

Wat is het argument in onderstaande zin:

De 1e reacties op het product waren heel positief, dus het ontwerp van Hans is goed gelukt.

1. De 1e reacties op het product waren heel positief
2. Dus het ontwerp van Hans is goed gelukt.

Aan de slag

Hoofdstuk 6.2 Lezen: maken opdr. 1 t/m 8

Lesdoelen:

• Je kunt beschrijven wat het verschil tussen feiten en meningen is.
  
• Je kunt beschrijven wat het verschil tussen objectief en subjectief is.
  
• Je kunt beschrijven wat het verschil tussen standpunten en argumenten is.

Volgende les:

Beeldspraak en drogredenen

Vragen?

Tot volgende week!