Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Hoe maken bacteriën en virussen je ziek?
A
bacteriën:dringen je cel binnen, maken hem stuk
virussen: maken gifstoffen tijdens het delen
B
bacteriën: maken gifstoffen tijdens het delen
virussen: maken gifstoffen tijdens het delen
C
bacteriën: dringen je cel binnen, maken hem stuk
virussen: dringen je cel binnen maken hem stuk
D
bacteriën: maken gifstoffen tijdens het delen
virussen: dringen de cel binnen maken hem stuk
Slide 3 - Quiz
Voor het functioneren van het afweersysteem is het belangrijk dat witte bloedcellen ziekteverwekkers kunnen herkennen. Waaraan herkennen witte bloedcellen ziekteverwekkers?
A
aan antigenen
B
aan antistoffen
C
aan antigenen en antistoffen
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Vidéo
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Hoe heten de specifieke eiwitten aan de buitenkant van een cel?
Slide 19 - Question ouverte
Hoe heten de stoffen die de witte bloedcel maakt, waardoor de ziekteverwekkers uiteindelijk uitgeschakeld worden?
Witte bloedcellen proberen een virus te bestrijden. In diagram 1 zie je hoe het aantal witte bloedcellen verandert na een infectie met het virus. Diagram 2 laat zien hoe sterk de afweerreactie is na zo’n infectie. Er worden 2 uitspraken gedaan: 1) Twee weken na een matige infectie zijn er weer evenveel witte bloedcellen als voor de infectie. 2) Bij een ernstige infectie reageert het afweersysteem sterker dan bij een matige infectie. Welke uitspraak is juist?
A
geen van beide uitspraken
B
alleen uitspraak 1
C
alleen uitspraak 2
D
uitspraak 1 en uitspraak 2
Slide 31 - Quiz
Twee mensen raken besmet met het waterpokkenvirus. De één heeft als kind al waterpokken gehad, de ander heeft nog nooit waterpokken gehad. Welke lijn hoort bij de persoon die nog nooit waterpokken heeft gehad?