diabetes mellitus

1 / 55
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 55 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive

timer
1:00
Zorgt voor stijging van de bloedsuiker-
spiegel
Insuline
Glucagon
Zorgt dat  glucose omgezet wordt in glycogeen
Zorgt dat  glycogeen omgezet wordt in glucose
Zorgt voor een daling van de bloedsuiker-
spiegel
Zorgt dat vet en eiwitten omgevormd worden tot glucose bij een tekort aan glucose

Slide 45 - Question de remorquage


Waar in het lichaam worden de hormonen glucagon en insuline gemaakt?
A
In de lever
B
In de bijnier
C
In de hypofyse
D
In de alvleesklier

Slide 46 - Quiz


Diabetes type 1 komt het meest voor
A
Waar
B
Niet waar

Slide 47 - Quiz


Bij diabetes type 2
wordt er ...
A
... geen insuline meer aangemaakt door de alvleesklier
B
...te weinig insuline aangemaakt en/of reageert het lichaam er niet meer goed op.
C
... wel insuline aangemaakt, maar dat wordt weer afgebroken.

Slide 48 - Quiz


Welk symptoom past niet bij diabetes type 2?
A
slecht of wazig zien
B
dorst en veel drinken
C
veel plassen
D
gewichtsverlies

Slide 49 - Quiz

Diagnose en behandeling

  • Hoe wordt de diagnose gesteld?
  • Waaruit bestaat de behandeling?

Slide 50 - Diapositive


We spreken van een hypo(glykemie) bij een glucosewaarde
A
onder de 4 mmol/l
B
onder de 6 mmol/l
C
boven de 8 mmol/l
D
boven de 10 mmol/l

Slide 51 - Quiz

Mevrouw A. heeft een bloedsuikerwaarde van 7,8 mmol/l.
Dit duidt op een:
A
hypoglykemie
B
normale bloedsuikerwaarde
C
hyperglykemie

Slide 52 - Quiz


Mogelijke oorzaken van een hyper(glykemie) zijn:
A
stress, te veel bewogen, te weinig gegeten, te weinig insuline gespoten
B
stress, te weinig bewogen, te weinig gegeten, te veel insuline gespoten
C
stress, te weinig bewogen, te veel gegeten, te weinig insuline gespoten
D
stress, te weinig bewogen, te veel gegeten, te veel insuline gespoten

Slide 53 - Quiz

Je ziet dat meneer Dirksz, die diabetes heeft, zit te beven en te zweten. Daarnaast is hij verward. Wat zou er met hem aan de hand zijn?
A
Hij heeft een hypo
B
Hij heeft een hyper

Slide 54 - Quiz

Denk jij nu voldoende kennis te hebben om een zorgvrager met diabetes goede zorg te kunnen bieden?
(0= zeker niet 10= zeker wel)
0100

Slide 55 - Sondage