vragen en ontkenningen met hoofdwerkwoorden

Vragen en ontkenningen met hoofdwerkwoorden
Vragen 

- Bij vragen gebruik je altijd een vorm van 'to do'
Do: I, you, we, they, you
Does: he / she / it (Nina)

Verleden tijd ALTIJD did gebruiken. 
Did you visit the museum last Sunday?
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Vragen en ontkenningen met hoofdwerkwoorden
Vragen 

- Bij vragen gebruik je altijd een vorm van 'to do'
Do: I, you, we, they, you
Does: he / she / it (Nina)

Verleden tijd ALTIJD did gebruiken. 
Did you visit the museum last Sunday?

Slide 1 - Diapositive

Ontkenningen
don't: bij I, you, we, they, you
doesn't: bij he, she, it (his uncle)

Harry styles doesn't like to paint.
I don't like carrots.

VT: didn't gebruiken
I didn't sleep well last night. He didn't sleep well last night. 

Slide 2 - Diapositive

Hoofdwerkwoorden

- werkwoorden die een actie uitspreken. Je hebt geen ander werkwoord nodig om een zin te maken.

- in tegenstelling met de hulpwerkwoorden: Can, could, will, would, shall, should, may, might , must. 
Voorbeelden hoofdwerkwoorden

to fly, to bring, to have, to think, to do, to run, to work

Slide 3 - Diapositive

1. He dances like Michael Jackson. 

Maak hier een vraagzin van.
Schrijf je antwoord op. 

Slide 4 - Diapositive

Does he dance like Michael Jackson? 

na to do altijd het hele werkwoord gebruiken.


Slide 5 - Diapositive

Vragen tegenwoordige tijd
1. Kijk jij veel TV?
1. Do you watch a lot of TV?

2. Dragen wij nooit jouw tassen?
2. Do we never carry your bags?

3. Brengt ze wel eens appeltaart mee?
3. Does she ever bring an apple pie?


Slide 6 - Diapositive

1. They always wear brand clothing
Maak hier een vraagzin van.

Slide 7 - Question ouverte

Maak hier een vraagzin van.
He plays tennis with Maarten

Slide 8 - Question ouverte

Vraagzinnen verleden tijd
- je beruikt did

Did you finish that book yesterday?
Did she finish that book yesterday?

de enige keuze is did (niet zoals do/does)

Slide 9 - Diapositive

vragen en ontkenningen: een vorm van to do nodig

do/don't bij: I, you, we, they, you
does/doesn't bij : he/she/it (Levi, mom)

VT altijd : did/didn't gebruiken

Did we say goodbye?
We didn't drink coffee.
I drink my soda with a straw.
I don't drink my soda with a straw.

NIET: I not drink my soda with a straw.
OOK NIET: I drink not my soda with a straw.

Slide 10 - Diapositive

Exercises 
Do exercise 
51 E and 52

Slide 11 - Diapositive