Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Zinsontleden
Zinsontleding
1 / 33
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Cette leçon contient
33 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
1 vidéo
.
La durée de la leçon est:
60 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Zinsontleding
Slide 1 - Diapositive
Werkwoords-
vormen
Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
Infinitief
Slide 2 - Diapositive
Wat is de persoonsvorm?
'Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?'
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt
Slide 3 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
'In zijn broek heeft Tsjerk een scheur.'
A
zijn
B
Tsjerk
C
heeft
D
Er is geen persoonsvorm.
Slide 4 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
'Kees is vandaag tot 14:05 naar school geweest.'
A
vandaag
B
school
C
is
D
geweest
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Vidéo
Eerst de PV vinden en dan de zin in zinsdelen verdelen.
Een zinsdeel kan een woord, maar ook een groepje woorden zijn .
Ieder 'stukje' van de zin dat je voor de PV kunt plaatsen is een apart zinsdeel.
Slide 7 - Diapositive
Hoeveel zinsdelen heeft deze zin? 'Achmed wil graag een zoen geven aan Amira.'
A
3
B
5
C
4
D
6
Slide 8 - Quiz
Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?
' De fiets van mijn broer stond in de schuur van mijn ouders.'
A
2
B
4
C
3
D
5
Slide 9 - Quiz
Zinsdelen: werkwoordelijk gezegde
Ne deze les weet je hoe je deze zinsdelen vindt.
Slide 10 - Diapositive
Leg nu in je eigen woorden uit wat het werkwoordelijk gezegde is
Slide 11 - Question ouverte
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden uit de zin
Dus: persoonsvorm + andere werkwoorden uit de zin
Slide 12 - Diapositive
Zinsdelen: onderwerp
Ne deze les weet je hoe je deze zinsdelen vindt.
Slide 13 - Diapositive
Leg nu in je eigen woorden uit wat het onderwerp is
Slide 14 - Question ouverte
Onderwerp
Zinnen bestaan uit zinsdelen.
Het onderwerp (ow) is ook een zinsdeel.
Slide 15 - Diapositive
Onderwerp
Zoek de persoonsvorm
Vraag: wie of wat + persoonsvorm
Het antwoord op die vraag is het onderwerp
Slide 16 - Diapositive
Zinsdelen: Lijdend voorwerp
Na deze les kun je het lijdend voorwerp vinden
Slide 17 - Diapositive
Leg nu in je eigen woorden uit wat het lijdend voorwerp is
Slide 18 - Question ouverte
Lijdend voorwerp
Wie/wat + onderwerp + gezegde?
Slide 19 - Diapositive
Wat is het lijdend voorwerp?
'De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.'
A
De jongens
B
sneeuwballen
C
het schoolplein
D
Er is geen lijdend voorwerp
Slide 20 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
'Maaike is door twee klasgenoten gepest via Whats-app.'
A
twee klasgenoten
B
Maaike
C
gepest
D
Whats-app
Slide 21 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
A
Peter
B
gisteren
C
scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp
Slide 22 - Quiz
Zinsdelen: meewerkend voorwerp
Na deze les kun je het meewerkend voorwerp vinden
Slide 23 - Diapositive
Zinsdelen
Persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Slide 24 - Diapositive
Meewerkend voorwerp
Aan
wie of voor wie + gezegde + onderwerp en lijdend voorwerp
Slide 25 - Diapositive
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
1. Zoek eerst de
persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp.
2. Stel de vraag:
Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Slide 26 - Diapositive
Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 27 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp?
'De jongen schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin.'
A
De jongen
B
een liefdesbrief
C
aan zijn vriendin
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 28 - Quiz
even oefenen...
1. De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.
2. Maaike is door twee klasgenoten gepest via whatsapp.
3. Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.
4. Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs I gehaald.
Slide 29 - Diapositive
even oefenen...
1. De jongens I gooiden I sneeuwballen Iop het schoolplein.
ow - pv/wwg - lv - bwb
2. Maaike I is I door twee klasgenoten I gepest I via whatsapp.
Ow - pv/wwg - bwb - wwg - bwb
3. Razend I gooide I de leraar I een krijtje I door het lokaal.
bwb- pv/wwg- ow- lv- bwb
4. Peter I heeft I gisteren I zijn scooterrijbewijs I gehaald.
ow-pv/wwg-bwb-lv-wwg
28/11: 2M
2N: Blok 2, grammatica, opdracht 1.
Slide 30 - Diapositive
Wat moet je weten en kunnen?
Zinsdelen
Het werkwoordelijk gezegde in een zin benoemen
Het onderwerp in een zin benoemen
Het lijdend voorwep kunnen vinden
Het meewerkend voorwerp
De bijwoordelijke bepalingen
Slide 31 - Diapositive
Bijwoordelijke bepaling
Je moet eerst de andere stappen doorlopen.
Je mag pas als laatste de bijwoordelijke bepalingen gaan benoemen!
Slide 32 - Diapositive
Zinsontleden
Slide 33 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Zinsontleden
Septembre 2022
- Leçon avec
31 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Zinsontleden
Novembre 2018
- Leçon avec
40 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Zinsontleden (alles)
Octobre 2024
- Leçon avec
39 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
Zinsontleden
Décembre 2023
- Leçon avec
30 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden
Avril 2022
- Leçon avec
31 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden
Novembre 2023
- Leçon avec
36 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden - uitleg
Juin 2022
- Leçon avec
34 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden - uitleg en oefenen
Septembre 2023
- Leçon avec
36 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1