Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
formatieve check signaalwoorden/verwijswoorden/tekstverbanden
Een voorbeeld van een verwijswoord is een bezittelijk voornaamwoord.
A
Juist
B
Onjuist
1 / 33
suivant
Slide 1:
Quiz
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
33 diapositives
, avec
quiz interactifs
.
La durée de la leçon est:
40 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Een voorbeeld van een verwijswoord is een bezittelijk voornaamwoord.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 1 - Quiz
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat
Slide 2 - Quiz
Welk signaalwoord past in de zin:
De PVV heeft hele extreme standpunten, .... veel partijen niet met hen willen samenwerken.
A
omdat
B
dus
C
aangezien
D
waardoor
Slide 3 - Quiz
Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband 'tijdvolgorde'?
timer
1:00
A
Vroeger, ook, hoewel
B
Een jaar later, vroeger, nu
C
Een jaar later, waardoor, bijvoorbeeld
D
Nu, integendeel, daardoor
Slide 4 - Quiz
Welk signaalwoord past er bij het volgende tekstverband?
Tekstverband: VOORWAARDE
A
mits
B
waardoor
C
omdat
D
alles bij elkaar
Slide 5 - Quiz
Wat is een signaalwoord voor opsommend verband
A
waardoor
B
echter
C
ook
D
voordat
Slide 6 - Quiz
Er brak brand uit in het stadion, waardoor de wedstrijd niet kon doorgaan.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
vergelijkend verband
Slide 7 - Quiz
Zij kamt haar haar voor de spiegel.
Het bezittelijk voornaamwoord is / de bezittelijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
(1e) haar
C
Zij, (1e) haar, (2e) haar
D
(2e) haar
Slide 8 - Quiz
'Jullie' kan een persoonlijk en een bezittelijk voornaamwoord zijn
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quiz
Ik ben veel meer tevreden over mijn cijfer dan jij over jouw cijfer. Wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden in deze zin?
A
mijn, jouw
B
ik, jij
C
cijfer, cijfer
D
veel, over
Slide 10 - Quiz
Uw boek ligt op mijn bureau.
In deze zin zie ik ….. bezittelijke voornaamwoorden.
A
1
B
2
C
3
D
0
Slide 11 - Quiz
Benoem de onderstreepte woorden. Kies uit persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw) en bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw)
Zijn vriendin fluisterde hem toe dat
zij
een leuke verrassing voor
hem
had.
A
pers. vnw en pers. vnw
B
pers. vnw en bez. vnw
C
bez. vnw en pers. vnw
D
bez. vnw en bez. vnw
Slide 12 - Quiz
Wat is hieronder GEEN bezittelijk voornaamwoord?
A
me
B
mijn
C
je
D
jouw
Slide 13 - Quiz
'Daarnaast' is een signaalwoord van...
A
tegenstelling
B
toelichting
C
tijd
D
opsomming
Slide 14 - Quiz
'Maar' is een signaalwoord. Bij welk verband hoort dit signaalwoord?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
reden
D
opsomming
Slide 15 - Quiz
"Dus" is een signaalwoord voor een....
A
conclusie
B
reden
C
toegeving
D
voorwaarde
Slide 16 - Quiz
"Indien" is een signaalwoord voor een....
A
conclusie
B
reden
C
toegeving
D
voorwaarde
Slide 17 - Quiz
"waarmee" is een signaalwoord bij
A
middel-doel
B
oorzaak-gevolg
C
uitspraak-vergelijking
D
uitspraak-reden
Slide 18 - Quiz
'Bovendien' is een signaalwoord voor
A
een toelichting
B
een tegenstelling
C
een opsomming
Slide 19 - Quiz
Signaalwoorden voor
doel-middel zijn:
A
om... te, daarna, aangezien
B
zodat, om... te, door middel van
C
zodat, door middel van, kortom
D
kortom, daarom, immers
Slide 20 - Quiz
Benoem het woord 'die'.
De olifant die daar loopt, is erg groot.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
Slide 21 - Quiz
'Het is logisch dat je het in de zomer warm hebt.' 'Dat' is een aanwijzend voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
Ik heb mijn huiswerk goed gemaakt. 'Ik' is een ...
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Persoonlijk voornaamwoord
C
Bezittelijk voornaamwoord
Slide 23 - Quiz
Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de zin:
A
deze
B
hetzelfde
C
die
D
deze, die
Slide 24 - Quiz
Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden in deze zin:
Deze jongen heeft zulke rare vrienden en die komen vanavond ook.
A
deze, die
B
en, ook
C
deze, zulke,die
D
zulke
Slide 25 - Quiz
Welk woord is géén aanwijzend voornaamwoord?
A
die
B
deze
C
zulke
D
welke
Slide 26 - Quiz
In welk rijtje staan alléén aanwijzend voornaamwoorden?
A
die, daar, zulke
B
mijn, zijn, jullie
C
die, dat, deze
D
alles, iets, wat
Slide 27 - Quiz
Niets is wat het lijkt.
NIETS = ......
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Onbepaald voornaamwoord
Slide 28 - Quiz
Welk tekstverband hoort bij het chronologisch (tijd) tekstverband?
A
terwijl
B
daarnaast
C
toch
D
mits
Slide 29 - Quiz
Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.
Tekstverband?
A
Doel-middelverband
B
Vergelijkend verband
C
Samenvattend verband
D
Concluderend verband
Slide 30 - Quiz
Om welk tekstverband gaat het?
A
chronologisch
B
tegenstellend
C
toelichtend
D
opsommend
Slide 31 - Quiz
Bij tekstverbanden horen bepaalde signaalwoorden. Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'echter'?
A
reden of verklaring
B
samenvatting
C
tegenstelling
Slide 32 - Quiz
Om.......Te.... tekstverband is
A
oorzaak - gevolg
B
redengevend
C
doel - middel
D
concluderend
Slide 33 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
formatieve check signaalwoorden/verwijswoorden/tekstverbanden
Septembre 2023
- Leçon avec
42 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
S18 - Het onbepaald voornaamwoord
Janvier 2023
- Leçon avec
24 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Formuleren herhalen
Avril 2021
- Leçon avec
20 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
2H Formuleren
Mai 2021
- Leçon avec
20 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Tekstverbanden en signaalwoorden
il y a 27 jours
- Leçon avec
11 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden 1B vervolg
Février 2024
- Leçon avec
13 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Formuleren
Avril 2021
- Leçon avec
21 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
HAVO 3 - NN H2 Grammatica woordsoorten - onbepaald vnw (les 2)
Avril 2024
- Leçon avec
23 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3