Nask 4T H12.3 Krachten en hefbomen deel 1

• Nask 1
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo
• Leerjaar 4

Pulsar H12.3

Krachten en hefbomen

Klaarleggen voor deze les!

• Werkboek op blz. 99
• Binas
• Rekenmachine
• Schrijfmateriaal

Leerdoelen

Aan het eind van de les weet je:

• Hoe je een kracht weergeeft
• Wat het moment van een kracht is
• Hoe je het moment berekent
• Wanneer een hefboom in evenwicht is

Wat is de eenheid van kracht?

1. F
2. s
3. W
4. N

Hoe ontwerp je een veilige auto?

Botsproeven

Beeldje voor beeldje bestuderen om te bekijken hoe de energie wordt opgenomen die bij een botsing vrijkomt. 

Hoe geef je een kracht weer?

Een kracht heeft een 

• grootte
• richting
• aangrijpingspunt

Wat is het moment van een kracht?

Wat is het moment van een kracht?

• Punt P is het draaipunt
• F is de kracht van de monteur
• l is de lengte van de arm, (de afstand tussen kracht en draaipunt)

  De arm meet je loodrecht op de kracht

Hoe bereken je het moment?

moment = kracht x arm

M = F x l 

Hierin is:

F de kracht in N

l de arm in m

M het moment in Nm (Newtonmeter)

Hoe bereken je het moment?

Een monteur gebruikt een ringsleutel met een kracht van 140 N. De afstand van de kracht tot het draaipunt is 25 cm. Bereken het moment van de kracht. 

1. F = 140N; l = 0,25m

2. M

3. M = F x l

Hoe bereken je het moment?

Een monteur gebruikt een ringsleutel met een kracht van 140 N. De afstand van de kracht tot het draaipunt is 25 cm. Bereken het moment van de kracht. 

1. F = 140N; l = 0,25m

2. M

3. M = F x l

4. M = 140 x 0,25 = 35

5. M = 35 Nm

kracht

draaipunt

0,35m

F = 120 N

arm

Het moment bereken je met de formule

1. f = m x L
2. F = m x I
3. L = m x F
4. M = F x l

Als de kracht in newton is en de lengte van de arm in centimeter, wat is dan de eenheid van het moment?

1. Fcm
2. lm
3. Ncm
4. Nm

opdracht 14. 

Bereken het moment op de moer

Bereken het moment op de moer

1. F = 120 N; l = 0,35 m

2. M

Bereken het moment op de moer

1. F = 120 N; l = 0,35 m

2. M

3. M = F x l

Bereken het moment op de moer

1. F = 120 N; l = 0,35 m

2. M

3. M = F x l

4. 120 x 0,35 = 42

5. M = 42 Nm

Maak opdracht 15 

15. Bereken het moment op de deurkruk. 

1. F = 5 N; l = 10 cm
2. M
3. M = F x l

15. Bereken het moment op de deurkruk. 

1. F = 5 N; l = 10 cm
2. M
3. M = F x l
4. 5 x 10 = 50
5. M = 50 Ncm

Hoe groter de afstand van de kracht tot het draaipunt, hoe groter het moment.

1. Goed
2. Fout

moment = kracht x afgelegde weg

1. Goed
2. Fout

Hoe kleiner de kracht, hoe groter het moment

1. Goed
2. Fout

Als je een moer niet los kunt krijgen, dan kun je een langere sleutel nemen.

1. Goed
2. Fout

De eenheid van moment is Nm

1. Goed
2. Fout

Moment = kracht waarmee je een moer vastdraait

1. Goed
2. Fout

Maak opdracht 18 

18. Bereken het moment van de kracht F t.o.v. punt A

1. F = 12 kN = 12.000 N;     l = 7m
2. M
3. M = F x l

18. Bereken het moment van de kracht F t.o.v. punt A

1. F = 12 kN = 12.000 N;     l = 7m
2. M
3. M = F x l
4. 12.000 x 7 = 84.000
5. M = 84.000 Nm

Zelfstandig werken

Maak opdracht: 

1 t/m 13

En 14 t/m 18 als je niet hebt 

meegeschreven...