Rekenen 4T

Moeilijke onderwerpen /
onderdelen
1 / 37
suivant
Slide 1: Carte mentale
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Moeilijke onderwerpen /
onderdelen

Slide 1 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Rekenen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning

- Oefenen

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Van inkoopprijs tot consumentenprijs

Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs


verkoopprijs + btw

= consumentenprijs

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De inkoopprijs van een laptop is € 600,-
De brutowinstmarge is 60% van de inkoopprijs.


Verkoopprijs wordt dan:
A
€ 360,-
B
€ 660,-
C
€ 960,-
D
€ 900-

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Van verkoopprijs naar consumentenprijs
De verkoopprijs van een jas is € 125,00.
De btw is 21%.

De consumentenprijs (wat betaal je in de winkel):
€125,00 : 100 x 21 en dat tel je bij de €125,00 op OF €125,00 : 100 x 121

€ 125,00 : 100 x 121 =  € 151,25

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De verkoopprijs voor een auto is
€ 19.834,71. Het btw-tarief is 21%. Wat is de consumentenprijs?
A
€ 23.999,99
B
€ 16.392,32
C
€ 24.000,00
D
€ 21.619,83

Slide 7 - Quiz

Uitwerking: 
19.834,71 x 1,21 = 24.000 euro

Met deze vraag wordt gecontroleerd of de leerling begrijpt dat de consumentenprijs berekend wordt door 21% btw toe te voegen.

Er wordt getoetst of de leerling in staat is om een uitkomst correct af te ronden. 
Terugrekenen van consumentenprijs naar verkoopprijs
De consumentenprijs van een product is € 159,95.
De btw is 21%.

De verkoopprijs:
€ 159,95 : 121 x 100 = € 132,19

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Consumentenprijs is € 105. BTW is 21%
Hoe bereken je de verkoopprijs ?
A
105 : 121 x 100
B
105 : 100 x 21
C
105: 21 x 100
D
105: 100 x 121

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Berekening kostprijs per product

(aantal.producten)(vaste.kosten+variabele.kosten)

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Van omzet naar nettoresultaat

-Afzet:  aantal verkochte producten

-Omzet:  geld dat binnenkomt uit de verkoop (EXCLUSIEF BTW)

WINSTBEREKENING:

Afzet  x verkoopprijs  =                                                                         Omzet

Afzet x inkoopprijs  =                                                                             Inkoopwaarde -

                                                                                                                          BRUTORESULTAAT

(huurpand, elektriciteit, personeelskosten) =                        Bedrijfskosten -

                                                                                                                         NETTORESULTAAT

                                                            





Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het nettoresultaat?

A
21.000 euro winst
B
39.000 euro winst
C
21.000 euro verlies
D
39.000 euro verlies

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ken je alle formules nog?
AFZET
VERKOOPPRIJS = 
OMZET - 
= BRUTOWINST
BRUTOWINST - 
= NETTORESULTAAT
X
OMZET
INKOOPWAARDE
BEDRIJFSKOSTEN

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid?

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

11. Wat is de omzet bij de evenwichtsprijs ?
A
30
B
600
C
18.000
D
70.000

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Procenten van een getal. Als het %-teken erbij staat.
Bedrag : 100 x percentage

Als je een kleiner deel van een groter geheel wilt weten.
Deel : Geheel x 100 =

Als er meerdere tijden genoemd worden.
(Nieuw – Oud) : Oud x 100 =









percentage [ : 100 x ] getal

                        OF

 getal            [ : 100 x ]   percentage



   





 










          deel : geheel x 100


 













       (nieuw-oud) : oud x 100

Rekenen met procenten --> drie formules
1
2
3
VAN

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

10) Hoeveel procent is met tonijn?
A
80%
B
85%
C
95%
D
90%

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bereken 75% van 500
A
375
B
400
C
425
D
370

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een spijkerbroek is verlaagd in prijs van €85,- naar €65,-
Hoeveel procent is de prijs veranderd?
A
25%
B
-24%
C
23,53%
D
-23,5%

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een gedeelte van een totaal in procenten uitrekenen
Wanneer het totaal (100%) niet bekend is
Een percentage van een getal uitrekenen
Een verschil in procenten uitrekenen
Aantal : 100 x percentage
Kommagetal x aantal
Gevraagde aantal / geheel
x 100% 
(Nieuw-oud) / oud x 100%
Met een verhoudingstabel

Slide 24 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Er zijn 480 katten aanwezig in de opvang. Hoeveel dieren zijn er in totaal?
A
1090
B
1390
C
1000
D
990

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er zijn 220 honden aanwezig in de opvang. Hoeveel knaagdieren zijn er ?
A
110
B
130
C
120
D
125

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions



Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Levi heeft het hele jaar € 96.000,- op zijn spaarrekening staan. aan het eind van het jaar ontvangt hij € 576,- aan rente. Bereken het rentepercentage
A
6,6%
B
0,6%
C
0,006%
D
6%

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Formules:
Importquote = Totale invoerwaarde : Nationaal inkomen x 100 
Exportquote = Totale uitvoerwaarde : Nationaal inkomen x 100

Antwoord is ALTIJD een percentage 

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kun je dit bereken?
Exportwaarde: nationale inkomen x 100%= exportquote.
Importwaarde: nationale inkomen x 100%= importquote.

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het nationaal inkomen van een land is € 815 miljard. De importwaarde is € 513 miljard. Bereken de importquote.

Slide 31 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Het nationaal inkomen van een land is € 785 miljard. De importwaarde is € 456 miljard. Bereken de importquote.

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Het nationaal inkomen van een land is € 785 miljard. De importwaarde is € 456 miljard. Bereken de importquote.

Slide 33 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

reëel inkomen
voorbeeld uit je boek blz 19
je nominale inkomen stijgt met 5% en er is een inflatie van 3% = dan ga je er 2% op vooruit met de koopkracht(inflatie is lager dan de stijging) 
berekening=
nominale % - inflatie% = reëel verandering%

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De lonen stijgen met 1,2% en de inflatie is 3,5%. Met hoeveel procent verandert de koopkracht?
A
2,3%
B
-2,3%
C
2,2
D
-2,2

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:

Indexcijfer berekenen?
  • (getal van nieuw jaar : getal van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

  • Wat is indexcijfer van 2015 en 2016?
timer
2:30

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

procentuele verandering van de indexcijfers
Bereken de procentuele verandering van 2017 t.o.v. 2016 op deze manier

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions