par 5.2

par 5.2 het huishoudboekje van de overheid
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

par 5.2 het huishoudboekje van de overheid

Slide 1 - Diapositive

leerdoelen 5.1
1. Je moet weten hoe ons land is georganiseerd
2. Je moet weten hoe de overheid invloed heeft op de economie
3. Je moet weten welke instanties de overheid advies geven en en waarover ze advies geven

Slide 2 - Diapositive

leerdoelen 5.2
1. je moet weten hoe de rijksoverheid aan haar inkomsten komt
2. je moet weten welke uitgaven de rijksoverheid doet
3. je moet weten hoe de gemeente aan geld komt

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

Slide 5 - Lien

termen overheidsfinancien
Prinsjesdag: 3de dinsdag in september
Troonrede: voorgelezen door de Koning
Rijksbegroting : overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven
Miljoenennota: samenvatting rijksbegroting
Begrotingstekort: verwachte uitgaven zijn groter dan verwachte inkomsten
Financieringstekort= begrotingstekort - aflossingen

Slide 6 - Diapositive

Inkomsten Rijk

Belastingen en premies
Boetes
Aardgasopbrengsten
Winsten staatsbedrijven

Uitgaven Rijk

Uitgaven ministeries
Rente
Aflossing

Slide 7 - Diapositive

Directe belastingen
= belasting op inkomen winst en vermogen

-Loon en inkomstenbelasting
-Dividendbelasting
-Vennootschapsbelasting
-Successierechten
-Kansspelbelasting

Indirecte belastingen= kostprijsverhogende belastingen

- BTW
- Accijns
- Invoerrechten
-Milieuheffingen
-Motorvoertuigenbelasting
-BPM

Slide 8 - Diapositive

Overheidstekort?
* Er moet geld geleend worden: gevolg: er moet rente betaald worden: dit geld kan dus niet aan iets anders worden besteed.
* Hoe komt de overheid aan geld? Ze lenen bv geld bij pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen.
* Mag dit tekort onbeperkt groot worden?
 Nee: Het tekort mag niet groter zijn dan 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp), de schuld mag niet hoger zijn dan 60 procent van het bbp. (vanuit de EU opgelegd)

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

inkomsten gemeente

Gemeente en provinciefonds
Onroerendzaakbelasting
Rioolheffing
Afvalstoffenheffing
Hondenbelasting


uitgaven gemeente

Infrastructuur
Subsidies verlenen
Onderwijs
Sportvoorzieningen
 Aanleg bedrijventerreinen

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Lien

Wat heb je geleerd?

Slide 13 - Diapositive

leerdoelen 5.2
1. je moet weten hoe de rijksoverheid aan haar inkomsten komt
: noem 5 soorten belastingen en geef aan wanneer je deze moet betalen.
2. je moet weten welke uitgaven de rijksoverheid doet
: noem de 3 grootste uitgaven.
3. je moet weten hoe de gemeente aan geld komt: noem 3 inkomstenbronnen

Slide 14 - Diapositive

Indirecte belastingen heten zo omdat je ze
A
meteen moet betalen
B
niet meteen hoeft te betalen
C
rechtstreeks aan de overheid betaalt
D
via een winkelier aan de overheid betaalt.

Slide 15 - Quiz

Belastingen zijn de grootste inkomstenbron van onze overheid
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

OZB staat voor
A
onaangeroerdezaak-belasting
B
onroerendezaak-belasting
C
onaangetastezaak- belasting
D
onverdrachtzaak- belasting

Slide 17 - Quiz

Als de overheid meer uitgaven dan inkomsten verwacht, is er een
A
begrotingsoverschot
B
begrotingsevenwicht
C
begrotingsaanbod
D
begrotingstekort

Slide 18 - Quiz

Wat is geen directe belasting
A
Inkomstenbelasting
B
Accijns
C
Vennootschapsbelasting
D
Btw

Slide 19 - Quiz

Belasting die verwerkt zitten in de prijs van een product, noem je
A
Indirecte belasting
B
Directe belasting

Slide 20 - Quiz

Belasting over inkomen, winst en vermogen is
A
Indirecte belasting
B
Directe belasting

Slide 21 - Quiz

De gemeente mag zelf belasting heffen en krijgt ook geld van de rijksoverheid.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Koopprijs € 210.000
WOZ-waarde € 190.000
OZB-belasting is 0,1397%
Hoeveel belasting moet je betalen?
A
293,37
B
2100
C
265,43
D
2654,30

Slide 23 - Quiz

Wat moet de werknemer van zijn brutoloon betalen?
A
BTW
B
Premie sociale zekerheid
C
Loon belasting
D
Loonbelasting en premie sociale zekerheid

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Vidéo

Slide 26 - Vidéo

Slide 27 - Vidéo

Slide 28 - Vidéo

Slide 29 - Vidéo