Nederlands Thema 3 Spelling en grammatica
1 / 18
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Wat is de persoonsvorm?
Wij halen morgen een hond uit het asiel.
Wij halen morgen een hond uit het asiel.
A
hond
B
morgen
C
wij
D
halen
Slide 6 - Quiz
Wat is de pv in de zin:
De leerlingenraad zoekt dit schooljaar nieuwe leden.
De leerlingenraad zoekt dit schooljaar nieuwe leden.
Slide 7 - Question ouverte
Wat is de pv in de zin:
Hoeveel beltegoed heb jij gekregen?
Hoeveel beltegoed heb jij gekregen?
Slide 8 - Question ouverte
Wat is de pv in de zin:
De nieuwe mentor van 2C sport elke morgen voor schooltijd.
De nieuwe mentor van 2C sport elke morgen voor schooltijd.
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Wat is het onderwerp?
De man verwaarloost zijn drie honden.
De man verwaarloost zijn drie honden.
A
De man
B
verwaarloost
C
zijn
D
drie honden
Slide 14 - Quiz
wat is het onderwerp?
Het paard heeft al het voer opgegeten
Het paard heeft al het voer opgegeten
A
Het paard
B
heeft
C
al het voer
D
opgegeten
Slide 15 - Quiz
Zoek het onderwerp:
Op de markt kochten mijn broer en ik een kip.
Op de markt kochten mijn broer en ik een kip.
Slide 16 - Question ouverte
Zoek het onderwerp:
Dit jaar gingen de mensen van de kerk langs de deur voor het goede doel.
Dit jaar gingen de mensen van de kerk langs de deur voor het goede doel.
