Nederlands Thema 3 Planten&dieren. Spelling en grammatica

Thema 3: Planten en dieren
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
PraktijkonderwijsLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Thema 3: Planten en dieren

Slide 1 - Diapositive

Hoofdstuk 2 Spelling & grammatica
Spelling = het gebruiken van de juiste letters


Grammatica = een manier hoe je woorden en zinnen maakt

Slide 2 - Diapositive

TERUGBLIK

Slide 3 - Diapositive

DOELEN:
Oefenen met:
  • zinsdelen
  • persoonsvorm
  • onderwerp
  • voltooide tijd (of voltooid deelwoord, dat is hetzelfde)
  • TaXiKoFSCHiP
  • werkwoordelijk gezegde

Slide 4 - Diapositive

ZINSDEEL
  • Stukje van een zin
  • Elke zin kan je verdelen in zinsdelen
  • Een zinsdeel kan uit meerdere woorden bestaan
  • Je kan de volgorde veranderen maar de woorden van 1 zinsdeel moeten dan bij elkaar blijven

Anna zaait de boontjes in haar moestuin.
Anna / zaait / de boontjes / in haar moestuin.

Anna zaait in haar moestuin de boontjes.
De boontjes zaait Anna in haar moestuin.
In haar moestuin zaait Anna de boontjes.
Zaait Anna in haar moestuin de boontjes?

Slide 5 - Diapositive

Philipp Plein is een kledingmerk

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

Persoonsvorm
Belangrijkste WERKWOORD in een zin.
In elke zin staat een persoonsvorm

Hoe zoek je deze?
- Maak er een vraagzin van 
- Verander de zin van tijd

Slide 7 - Diapositive

Wat is persoonsvorm van deze zin:

De vis bijt maar niet in de haak van Twan zijn hengel.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm van de volgende zin:
In de middag maakt Theo zijn huiswerk heel erg graag.
A
In de middag
B
Theo
C
maakt
D
zijn huiswerk

Slide 9 - Quiz

Voltooide tijd
  • Begint met voorvoegsel: GE - VER - HER - ER - BE - ONT
  • Eindigt met: D - T - (E)N

TT                                        VT                                   Voltooide tijd
verduister                             verduisterde                   ik heb verduisterd
koop                                        kocht                                  ik heb gekocht

Slide 10 - Diapositive

Het onderwerp
  • Ding of persoon die iets doet in de zin.
  • Onderwerp en persoonvorm horen bij elkaar.

Hoe zoek je deze?
- Geef antwoord op de vraag: wie of wat doet iets in de zin?

- Verander de persoonsvorm, dan moet het onderwerp ook veranderen.
BIJVOORBEELD:
De boswachter maakt lange wandelingen.
De boswachters maken lange wandelingen.

Slide 11 - Diapositive

Wat is de voltooide tijd van het werkwoord: zitten?

Slide 12 - Question ouverte

Hulpwerkwoorden
Bij voltooide tijd staat er altijd een hulpwerkwoord

Veel voorkomende hulpwerkwoorden:
- hebben
- zijn
- worden
- kunnen
- mogen
- zullen
- willen
- moeten

Slide 13 - Diapositive

Wat is het hele hulpwerkwoord in deze zin:

Tycho mag aan zijn opdrachten beginnen
A
hebben
B
zijn
C
beginnen
D
mogen

Slide 14 - Quiz

Wat is het hele hulpwerkwoord in deze zin:

Anna heeft gisteren naar muziek geluisterd.
A
hebben
B
luisteren
C
zijn
D
worden

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Vidéo

Ik heb gepakt
Ik heb gepakd
Ik heb gepakdt
Ik heb gepaktd
A
Ik heb gepakt
B
Ik heb gepakd
C
Ik heb gepakdt
D
Ik heb gepaktd

Slide 17 - Quiz

Werkwoord = verdelen
Wat is de voltooide tijd: ik heb ..........

Slide 18 - Question ouverte

Laatste dingetjes nog...
  • Sommige woorden eindigen op -en in voltooide tijd.
Dat zijn sterke werkwoorden en tjaaaa deze moet je leren door veeeeeeeeel te oefenen.
GEROKEN - GESLOPEN - GESTONKEN
  • Alle werkwoorden van 1 zin samen = werkwoordelijk gezegde



Slide 19 - Diapositive

Wat ga je doen? Hoofdstuk 1 + 2
Maak de opdrachten van Thema 3, hoofdstuk 1 + 2 
-> bladzijde 201 t/m 227)

Klaar? Laat docent checken
Niet klaar?
Huiswerk voor vrijdag 25 juni

Slide 20 - Diapositive

EVALUATIE

Slide 21 - Diapositive