Engelse werkwoorden

Engelse werkwoorden in het Nederlands 
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Engelse werkwoorden in het Nederlands 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Welk werkwoord is fout gespeld?
A
hij hockeyde
B
zij mixde
C
zij streste
D
hij tackelde

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Diapositive

Zet de werkwoorden bij elkaar die op dezelfde manier vervoegd worden
net als Nederlandse werkwoorden
Nét even anders dan Nederlandse werkwoorden
hij baseballde
zij appte
hij deletete
zij managede
zij basketbalde
hij passte
zij scooterde
hij fixte
hij speechte

Slide 5 - Question de remorquage

Wat valt je op als je de kolommen vergelijkt?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Welk werkwoord is fout gespeld?
A
hij racete
B
hij datete
C
hij snookerde
D
hij smilde

Slide 11 - Quiz

Managen (t.t.)
jij..............

Slide 12 - Question ouverte

Relaxen (t.t)
hij.............

Slide 13 - Question ouverte

Zij (facebooken) regelmatig
A
facebooked
B
facebooket
C
facebookt
D
facebookd

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Google: Hij.......
tackle: Ik........

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Zij (focussen) zich gisteren op de moeilijke taak
A
focussde
B
focusste
C
focusde
D
focuste

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Vidéo

Slide 22 - Diapositive

Huiswerk
Spelling 3F

Voltooid deelwoord en Engelse werkwoorden

Slide 23 - Diapositive