Grammatica zinsdelen herhaling klas 1 les 2

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* kerstviering
* herhaling gr.zd klas 1
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* de pv, ow, gezegde, lv, mv en bwb van een zin benoemen.

timer
10:00
Leg je schrift open op tafel bij het huiswerk.
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* kerstviering
* herhaling gr.zd klas 1
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* de pv, ow, gezegde, lv, mv en bwb van een zin benoemen.

timer
10:00
Leg je schrift open op tafel bij het huiswerk.

Slide 1 - Diapositive

Kerstviering
Vrijdag 20 december 2024

Slide 2 - Diapositive

Terugblik vorige les

Slide 3 - Diapositive

Zinsdelen tot nu toe
  • pv
  • ow
  • gezegde; wg en ng
  • lv
  • mv
  • bwb 

Slide 4 - Diapositive

Huiswerk
Lesopdracht afmaken

Slide 5 - Diapositive

Gezegde
Werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde

Slide 6 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde (wg)
Een werkwoordelijk gezegde (wg) zegt dat iemand of iets doet.
Bestaat uit alle werkwoorden in een zin, soms inclusief 'te' en 'aan het'.

Slide 7 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde (ng)
Een naamwoordelijk gezegde (ng) zegt dat iemand of iets is of wordt.

Het naamwoordelijk deel geeft een eigenschap aan van het onderwerp van de zin. 

Slide 8 - Diapositive

Matthijs / wordt / later / zeer waarschijnlijk / wiskundeleraar.
ng = wordt [wiskundeleraar]
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel.

Het werkwoordelijk deel (ww.deel) bevat alle werkwoorden uit de zin. Een van die werkwoorden is een koppelwerkwoord (kww): zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.

Het naamwoordelijk deel (nw.deel) bevat een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat een eigenschap (wiskundeleraar) van het onderwerp (Matthias) geeft. Het koppelwerkwoord (wordt) koppelt de eigenschap aan het onderwerp.


Slide 9 - Diapositive

Hoe vind je het naamwoordelijk gezegde?
- Is /wordt het onderwerp iets?
- Is er een koppelwerkwoord in de zin?
- Als het onderwerp iets is/wordt, stel de vraag: Wat + pv + ond + overige ww?

Slide 10 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde =
pv + nw.deel + overige werkwoorden

Slide 11 - Diapositive

Stappenplan ng:

Slide 12 - Diapositive



In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 13 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Benoem de delen en schrijf op in je schrift.

Die docent van Nederlands is erg leuk.

Slide 14 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Benoem de delen.

Die docent van Nederlands is erg leuk.

  • is erg leuk = naamwoordelijk gezegde
  • is = werkwoordelijk deel
  • [erg leuk] = naamwoordelijk deel

Slide 15 - Diapositive

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Maak opdracht 1 t/m 4 + 6 t/m 9
C5 gr.zd §1 herhaling klas 1
Hoe:
In de online omgeving van Nieuw Nederlands op de laptop
Je mag fluisterend overleggen.

Hulp:
Hulpkaart grammatica zinsdelen
Tijd:
20 minuten
Klaar:
Ga naar C5 §2
Lees de theorie + maak opdracht 1 en 2
timer
20:00

Slide 16 - Diapositive

Sommige leerlingen zijn daarom boos.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 17 - Quiz


Mijn zus is vervelend.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 18 - Quiz

Hij gaat naar huis.

A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 19 - Quiz

Mijn vriend was gisteren ineens ziek geworden.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 20 - Quiz

Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 22 - Question ouverte

Welke vragen heb je nog?

Slide 23 - Question ouverte

Ik kan in zinnen pv, ow, gezegde (wg/ng), lv, mv en bwb vinden.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 24 - Sondage