Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Nieuwsbegrip - Verwijswoorden
Wat zijn verwijswoorden?
1 / 22
suivant
Slide 1:
Question ouverte
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Cette leçon contient
22 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
1 vidéo
.
La durée de la leçon est:
60 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Wat zijn verwijswoorden?
Slide 1 - Question ouverte
Slide 2 - Diapositive
Wat gaan we behandelen?
Verwijswoorden
hen/hun
die, dat, wat
wie / waarmee, overwie / waarover?
Slide 3 - Diapositive
Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen dus ergens naar. Let maar eens op:
De jongen koopt nieuwe
schoenen
. Deze koopt hij bij H&M.
Het woordje
"Deze"
is een verwijswoord. Het verwijst naar
"schoenen".
Slide 4 - Diapositive
Verwijswoorden
Ezelsbruggetje
de-woorden: dezE en diE
het-woorden: diT en daT
De hond DIE daar ligt
Het hondje DAT daar ligt
Slide 5 - Diapositive
Belangrijk bij verwijswoorden!
Lees vaak één of twee regels terug en je ziet waar het woord naar verwijst.
Slide 6 - Diapositive
Veel inwoners op het eiland Texel hadden geluk. Ze vonden op het strand veel schoenen.
Waar verwijst "ze" naar?
A
Eiland
B
Texel
C
Veel inwoners
D
Schoenen
Slide 7 - Quiz
De schoenen waren in zee gevallen van een schip. Dat kwam door een harde wind en door hoge golven.
Waar verwijst "Dat" naar?
A
Schoenen
B
Gevallen van een schip
C
Een harde wind
D
Door hoge golven
Slide 8 - Quiz
Ze vonden op het strand veel schoenen. Die waren aangespoeld vanuit de zee. Je kon ze pakken en meenemen.
Waar verwijst de tweede "ze" naar?
A
Je
B
Zee
C
Aangespoeld
D
Schoenen
Slide 9 - Quiz
Ze vonden op het strand veel schoenen. Die waren aangespoeld vanuit de zee.
Waar verwijst "Die" naar?
A
Schoenen
B
Zee
C
Strand
D
Waren
Slide 10 - Quiz
Waar moet je op letten als je wilt weten waar een woord naar verwijst?
Slide 11 - Carte mentale
hen/hun
hen: na een voorzetsel (kast-woord) of als lijdend voorwerp.
hun: bezitteljk voornaamwoord of meewerkend voorwerp zonder voorzetsel (je kunt er wel 'aan' of 'voor' bij denken
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Vidéo
Die, dat, wat
de-woorden + meervoud = DIE
het-woorden = DAT
alles, iets, niets, enige = WAT
één hele zin = WAT
overtreffende trap = WAT
Slide 14 - Diapositive
De fiets ....... daar staat, heeft geen stuur.
A
wie
B
die
C
dat
Slide 15 - Quiz
Alles ...... ik in een man zoek, staat hier voor mij.
A
wat
B
dat
C
die
Slide 16 - Quiz
Het varken, ...... daar in de stal staat, kijkt erg ongelukkig.
A
wat
B
dat
C
die
Slide 17 - Quiz
De bloemen, ....... al twee weken op de vaas stonden, waren nu toch echt dood.
A
wie
B
die
C
dat
Slide 18 - Quiz
Dat is het beste ...... mij ooit is overkomen.
A
wat
B
dat
C
die
Slide 19 - Quiz
Verwijswoorden
Je hebt nu geoefend met verwijswoorden.
Ook weet je goed waar je op moet letten bij verwijswoorden.
Namelijk: één of twee zinnen terug lezen.
Slide 20 - Diapositive
https://quizizz.com/admin/quiz/5cdc6250d0bbef001b84ddf3/verwijswoorden
Slide 21 - Diapositive
Aan het werk:
1.1 t/m 1.3
Extra:
Versterk jezelf: Ontleden woordsoorten
Slide 22 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Verwijswoorden
Octobre 2024
- Leçon avec
18 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
verwijswoorden en hen en hun 3F
Septembre 2022
- Leçon avec
36 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
verwijswoorden en hen en hun 3F
Septembre 2022
- Leçon avec
36 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
verwijswoorden en hen en hun 3F, leerjaar 2
Septembre 2021
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
Over Taal Blok 3 voor- en achtervoegsels , verwijswoorden
Janvier 2018
- Leçon avec
20 diapositives
verwijswoorden
Novembre 2022
- Leçon avec
50 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
wk8-les2
Janvier 2021
- Leçon avec
41 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Briefconventies
Novembre 2021
- Leçon avec
12 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1