les 37 en 38 voor Basis leerjaar 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Gebruik het bijvoeglijk naamwoord 'groen' op de juiste manier:
Een ...... broek
Een ..... hekje

Gebruik het bijvoeglijk naamwoord 'metaal' op de juiste manier:
De ...... balk
Het ....... standbeeld

Gebruik bijvoeglijke naamwoord 'boos' op de juiste manier:

De .... supporters braken de tribune af.

Gebruik bijvoeglijke naamwoord 'goed' op de juiste manier:

Kim deed het goed, maar de Willem deed het .......

In de volgende zin staan 3 bijvoeglijke naamwoorden. Schrijf ze alle drie op.

'Onze nieuwe formule; De beste laptops voor de laagste prijs'

Welk antwoord is goed
Het ......... schilderij.

1. Scheeve
2. Scheefe
3. Scheve
4. Schefe

Mijn zus langer ......  mijn nicht José.

Ik ben zelf bijna net zo lang ....... José.

als

dan

Zet de volgende zin in de verleden tijd.

Mijn zusje huppelt op de stoep.

Zet de volgende zin in de verleden tijd.

De kaars brandt de hele dag

Oefenen - Persoonsvorm verleden tijd

Ik ... gisteren voor deze opdracht. (kiezen)

1. kieste
2. kozen
3. koos
4. kiesde

Oefenen - Persoonsvorm verleden tijd

(Zitten) Er ... net vogelpoep op mijn autoruit.

Oefenen - Persoonsvorm verleden tijd

Wij ... gisternacht nog langs feesten. (blijven)

1. bleef
2. blijfden
3. blijven
4. bleven

Oefenen - Persoonsvorm verleden tijd

De vrienden ... de auto van hun ouders. (poetsen)

Oefenen - Persoonsvorm verleden tijd

Ik ... vorig jaar naar het zuiden van Frankrijk. (rijden)

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
RUIKEN

1. ruik
2. rook
3. ruiken
4. roken

Er zijn drie trappen van vergelijking: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap.

1. Juist
2. Onjuist

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van lief?

1. lief, liefer, liefst(e)
2. liefst(e), liever, lief
3. lief, liever, liefst(e)
4. liever, lief, liefst(e)

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van veel ?

1. veel, meer, meest(e)
2. meer, minder, meest(e)
3. veel. meest(e), meer
4. veel, meest(e), minst

als of dan
Jan eet liever een zak chips ... een appel.

1. als
2. dan