TH2c - Revision Grammar Unit 4

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Goodmorning!

* Please open your laptops

* Add yourself to class T2Hc in All Right Online with class code: 

454998

T2Ha

Revision Unit 4
GRAMMAR

Today's programme

• Present perfect vs Past simple
• Past continuous
• Some, any, ...
• Possessive pronouns (als dit behandeld is)

Hoe maak je de present perfect? 

Hoe maak je de present perfect? 

have/has + voltooid deelwoord

Hoe maak je een regelmatig voltooid deelwoord?

Hoe maak je een regelmatig voltooid deelwoord?

ww + ed

Bv: jump > jumped

Hoe maak je een onregelmatig voltooid deelwoord?

Hoe maak je een onregelmatig voltooid deelwoord?

Uit je hoofd leren!

Leer het derde rijtje van de onregelmatige werkwoorden op blz.270 (achterin je boek)

Wanneer gebruik je de present perfect? 

Wanneer gebruik je de present perfect? 

1. Wanneer iets is gebeurd in het verleden en het nu nog steeds bezig is / het effect ervan nu nog merkbaar is

2. Als iets in het verleden is gebeurd, maar het exacte moment niet bekend/niet belangrijk/niet bestaand is

PAST SIMPLE

WANNEER

• de Past Simple gebruik je wanneer iets in het verleden is gebeurd en nu AFGELOPEN is
• wanneer er een verwijzing naar het verleden in de zin staat (bv: yesterday, last week, two days ago, in 2015)

Past simple: I saw that new film last week

Present perfect: I have seen all his films

PAST SIMPLE

VORM

• Regelmatige werkwoorden: ww+ed

He walked into a store yesterday

He dropped his phone last week / He loved his mother

• Onregelmatige werkwoorden: achterin je boek (blz. 270)

He ate two cookies last Sunday

Present perfect: He has eaten two cookies so far

Past Simple

yesterday

... ago

last ...

when ...

in 1987

this morning

etc.

Present Perfect

(FYNE JASSS)

For (how long)

Yet

Never

Ever

Just

Always

Since, So far, Still

PAST CONTINUOUS

WANNEER

Om te zeggen dat iets in het verleden een tijd aan de gang (bezig) was en hier de nadruk op te leggen

I was watching the news when my mom called me

It was raining all night long

PAST CONTINUOUS

VORM

was/were + ww + ing

I was helping my mom

The guests were dancing 

PAST CONTINUOUS

SPELLING

1. Als het werkwoord eindigt op -e, laat je de -e weg:

to leave > leaving

2. Als het werkwoord eindigt op een medeklinker met klinker ervoor, verdubbel je de medeklinker:

to run > running

Let op: dit geldt niet bij -w en -x (snowing, fixing)

3. Als het werkwoord eindigt op -ie, verandert dat in -y:

to lie > lying

Which tense is this?

I have known him all my life.

1. Past Simple
2. Present Perfect
3. Past Continuous

Which tense is this?

My cat died last week.

1. Past Simple
2. Present Perfect
3. Past Continuous

Which tense is this?
I was busy making dinner the whole afternoon

1. Past Simple
2. Present Perfect
3. Past Continuous

Which tense is this?
My mother lost her watch
this morning.

1. Past Simple
2. Present Perfect
3. Past Continuous

Fill in the correct form
(past simple vs present perfect)
My friends and I ___ to Oxford last year.

1. went
2. have gone

Fill in the correct form
(past simple vs present perfect)
___ Mike ___ in France in 2001?

1. Did ... live?
2. Has ... lived?

Fill in the correct form
(past simple vs present perfect)
I ___ anything yet. I'm hungry!

1. didn't eat
2. haven't eaten

Fill in the correct form
(past continuous)
She __ constantly ___ in class yesterday

1. is ... talking
2. has .... talked
3. was ... talking
4. had .... talked

Fill in the correct form
(past continuous)
We ____ home when I suddenly got ill

1. are walking
2. has walked
3. have walked
4. were walking

Some & any

wanneer gebruik je SOME en wanneer gebruik je ANY?

Some & any

some > bevestigende zinnen, vraag/aanbod als antwoord JA is

any >  vraagzinnen, ontkennende zinnen

Wat is een ontkenning?
not (n't), never, hardly, without

You should ask ...... for help.

1. anyone
2. someone

Can I have ...... milk in my tea?

1. any
2. some

This app hardly takes up ...... space.

1. any
2. some

The dog must be ...... in the garden.

1. anywhere
2. somewhere

Possessive pronouns

Hou rekening dat je verschillende moet kennen:
> my - your - his - her - our - their
> mine - yours - his - hers - ours - theirs
soms kun je voor die van ... nog het Engelse woord of zetten!

Bezittelijk voornaamwoord

my = mijn

your = jouw, jullie

his = zijn

her = haar

our = ons, onze

their = hun

Bezittelijk voornaamwoord zelfstandig gebruikt

(of) mine = van mij, de mijne

(of) yours = van jou, de jouwe / van jullie, die van jullie
(of) his = van hem, de zijne

(of) hers = van haar, de hare

(of) ours = van ons, de onze

(of) theirs = van hun, die van hun

Is this your cat or is it ____
(die van haar / de hare)?

1. her
2. of her
3. hers
4. of hers

They are going to sell ____ (hun) house.

1. theirs
2. their
3. them
4. of them

That old laptop ____ (van mij) is terribly slow!

1. of mine
2. of me
3. mine
4. my

Good luck! Yes, you can do it!!