4H

Nice to meet you!!!
Getting to know each other
 -Introduce myself 
 -Two truths, a lie
 -Kahoot(to know more about you)
Learning
-Grammar: comparisons and quantifier
-Comparative en Superlative quiz
-Finish hoofdstuk 4 part G+H(reading+grammar)


1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Nice to meet you!!!
Getting to know each other
 -Introduce myself 
 -Two truths, a lie
 -Kahoot(to know more about you)
Learning
-Grammar: comparisons and quantifier
-Comparative en Superlative quiz
-Finish hoofdstuk 4 part G+H(reading+grammar)


Slide 1 - Diapositive

Hong Chen
陈虹
China/Nederland
Amersfoort
Lucky

Slide 2 - Diapositive

Two truths and a lie
  • Everyone writes down two truths and one lie in English about themselves.
  • Guess which one is the lie.

I will start! :) 

Slide 3 - Diapositive

Two truths, one lie
  • I used to have long hair.
  • My favoriet food is French fries.
  • I speak six languages. 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Comparions
Comparatives worden gebruikt om twee dingen met elkaar te vergelijken.
Regelmatig: Voeg '-er' toe aan korte bijvoeglijke naamwoorden.
Bijv. small → smaller, fast → faster

Onregelmatig: Sommige woorden volgen deze regel niet.
Bijv. good → better, bad → worse

Superlatives worden gebruikt voor het uiterste of de hoogste graad in een groep.
Regelmatig: Voeg '-est' toe aan korte bijvoeglijke naamwoorden.
Bijv. small → smallest, fast → fastest

Onregelmatig: Sommige woorden volgen deze regel niet.
Bijv. good → best, bad → worst

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Quantifiers
1. Much en Many
Gebruik "much" met niet-telbare zelfstandige naamwoorden.
Bijv.: "There isn't much water left."

Gebruik "many" met telbare zelfstandige naamwoorden.
Bijv.: "She has many friends."

2. A Lot of / Lots of
Kan gebruikt worden met zowel telbare als niet-telbare zelfstandige naamwoorden.
Geeft een grote hoeveelheid aan.
Bijv. (telbaar): "I have a lot of/lots of books."
Bijv. (niet-telbaar): "There is a lot of/lots of snow."

Slide 8 - Diapositive

Quantifiers
3. Little en A little
Gebruik "little" met niet-telbare zelfstandige naamwoorden om een kleine hoeveelheid aan te geven, vaak met een negatieve connotatie.
Bijv.: "We have little time to finish the project."
Gebruik "a little" met niet-telbare zelfstandige naamwoorden, wat een kleine maar voldoende hoeveelheid suggereert.
Bijv.: "I need a little sugar for my coffee."

4. Few en A Few
Gebruik "few" met telbare zelfstandige naamwoorden om een kleine hoeveelheid aan te geven, vaak met een negatieve connotatie.
Bijv.: "He has few friends in the city."
Gebruik "a few" met telbare zelfstandige naamwoorden om een kleine maar voldoende hoeveelheid aan te geven.
Bijv.: "There are a few cookies left in the jar.

Slide 9 - Diapositive

Tips&Weetjes
  • Vergelijk nooit twee dingen met een superlative.
  • Gebruik 'more' en 'most' voor langere bijvoeglijke naamwoorden (bijv. more beautiful, most beautiful).
  • 'A few', a little en 'few' , little hebben verschillende betekenissen; 'a few', a little is positief (een beetje), terwijl 'few' en little negatief is (niet veel).
  • Onthoud het verschil tussen telbare en niet-telbare zelfstandige naamwoorden bij het kiezen van de juiste quantifier.
  • "Much" en "many" worden vaak gebruikt in vragen en ontkennende zinnen.
  • "A lot of" en "lots of" zijn informeler en veel gebruikt in spreektaal.

Slide 10 - Diapositive

Comparative en Superlative quiz
Spelverloop:
Er komt  elke rond een bijvoeglijk naamwoord.
Elk team moet zo snel mogelijk de comparative en superlative vorm van dit woord opschrijven.

Punten:
Een punt per correcte vorm.
Het eerste team dat beide vormen correct roept, krijgt een dubbele punten.

Winnaar:
Het team met de meeste punten aan het einde van het spel wint.

Fair Play:
Wacht tot het woord volledig is uitgesproken voordat je antwoordt.
Teams mogen onderling niet overleggen tijdens het beantwoorden.

Slide 11 - Diapositive

Tall

Slide 12 - Diapositive

small

Slide 13 - Diapositive

happy

Slide 14 - Diapositive

sad

Slide 15 - Diapositive

easy

Slide 16 - Diapositive

difficult

Slide 17 - Diapositive

bright

Slide 18 - Diapositive

hot

Slide 19 - Diapositive

wide

Slide 20 - Diapositive

narrow

Slide 21 - Diapositive

dirty

Slide 22 - Diapositive

heavy

Slide 23 - Diapositive

weak

Slide 24 - Diapositive

interesting 

Slide 25 - Diapositive

young

Slide 26 - Diapositive