Ned_3h_Week3_les1

1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Je microfoon mag uitgezet worden.

Slide 2 - Diapositive

Terugblik

Afspraken
Samen aan de slag 
Zelfstandig werken (docent online in teams)
Evalueren
Vooruitblik
Je blijft online om de les af te sluiten!


Slide 3 - Diapositive

Materiaal: methodeboek Nieuw Nederlands, (leesboek), schrift en pen

Mobiele telefoon (Kahoot! en LessonUp)

Afwezigheid, huiswerk of te laat noteren in magister

Respect (docent, klasgenoten)

Individueel aan de slag, maar ook samenwerken in tweetallen of in groepsverband



Slide 4 - Diapositive

Zorg dat jij je aanmeldt via LessonUp met je eigen voornaam. 
Werk je samen (mobiel leeg etc?), log in met twee voornamen!
Dit is voor de registratie in magister.

Slide 5 - Diapositive

Nakijken huiswerk

Slide 6 - Diapositive

Nakijken: blz 24, opdr 1-3
Open je boek en vul in.

Slide 7 - Diapositive

1. Apple, Iphoto. Shoot it. Share it.
A
climax
B
drieslag
C
omgekeerde climax
D
herhaling

Slide 8 - Quiz

Antwoord

drieslag

1. Apple, Iphoto. Shoot it. Share it. 
opsomming van drie woorden, zinnen, zinsdelen


Slide 9 - Diapositive

2. De trainer werd eerst boos, toen kwaad, daarna woedend op Diederik.
A
climax
B
drieslag
C
omgekeerde climax
D
tegenstelling

Slide 10 - Quiz

Antwoord

climax

2. De trainer werd eerst boos, toen kwaad, daarna woedend op Diederik.

een steeds sterkende wordende reeks

Slide 11 - Diapositive

3. Rico heeft een grote mond, maar een klein hartje.
A
climax
B
drieslag
C
omgekeerde climax
D
tegenstelling

Slide 12 - Quiz

Antwoord

tegenstelling

3. Rico heeft een grote mond, maar een klein hartje.




Slide 13 - Diapositive

4. Drommels, drommels en nog eens drommels
A
climax
B
drieslag
C
herhaling
D
tegenstelling

Slide 14 - Quiz

Antwoord

herhaling

4. Drommels, drommels en nog eens drommels

Slide 15 - Diapositive

5. Twan won geen 100 euro, geen 50 euro, geen 10 euro, maar slechts 2 euro met zijn lot.
A
climax
B
drieslag
C
omgekeerde climax
D
tegenstelling

Slide 16 - Quiz

Antwoord
omgekeerde climax

Een steeds zwakker wordende reeks.
5. Twan won geen 100 euro, geen 50 euro, geen 10 euro, maar slechts 2 euro met zijn lot.




Slide 17 - Diapositive

6. Bij de kwekerij kun je tegen scherpe prijzen, beuken, berken en eiken kopen.
A
climax
B
opsomming
C
herhaling
D
tegenstelling

Slide 18 - Quiz

Antwoord
opsomming (herhaling zou zijn: beuken, beuken, beuken of berken, berken, berken)

Bij de kwekerij kun je tegen scherpe prijzen, beuken, berken en eiken kopen.






Slide 19 - Diapositive

Kijk mee naar opdr 2 (blz 25)

Slide 20 - Diapositive

metafoor
  • Bij het metafoor vallen het object en het beeld samen.
  • Je vervangt het object helemaal door het beeld


Bijvoorbeeld:

- Ik zit een bakje rioolwater te drinken (ik zit een bak vieze koffie te drinken)



Slide 21 - Diapositive

vergelijking

Je zet het beeld en het object naast elkaar.


Wat een boom van een kerel (wat een grote kerel)

kerel = object

boom = beeld

Slide 22 - Diapositive

Personificatie
  • Je geeft een voorwerp, plant, dier of abstract begrip (liefde, verdriet) menselijke eigenschappen


Bijvoorbeeld:

- Een stalen deur beschermt ons tegen inbrekers.

Slide 23 - Diapositive

Leon, een boom van een vent, sloeg de inbreker neer.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 24 - Quiz

Antwoord
vergelijking: een vent wordt vergeleken met een boom

Slide 25 - Diapositive

De kerktoren kijkt uit over de hele stad.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 26 - Quiz

Antwoord
personificatie: een kerk krijgt persoonlijk/menselijke eigenschappen (uitkijken over de stad)

Slide 27 - Diapositive

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 28 - Quiz

Antwoord
metafoor: de muizen dansen niet letterlijk op tafel, maar het woord dansen van de muizen/kat wordt in een figuurlijke betekenis gebruikt bij voorbeeld: als de baas van huis is, dan gaan de anderen lol maken (of het bont maken)

Slide 29 - Diapositive

Nakijken huiswerk

Slide 30 - Diapositive

Opdracht 2
Vraag 2
Die mannequin is zo slank als een den
A
climax
B
vergelijking
C
personificatie
D
tegenstelling

Slide 31 - Quiz

Opdracht 2
Vraag 1
De zon streelde onze wangen
A
climax
B
vergelijking
C
personificatie
D
tegenstelling

Slide 32 - Quiz


Vraag 3
Niemand die je helpt en niemand die je ziet. Nee, niemand die je ziet.
A
climax
B
vergelijking
C
herhaling
D
tegenstelling

Slide 33 - Quiz


Vraag 4
Koning, keizer, admiraal. Popla kennen ze allemaal.
A
omgekeerde climax
B
climax
C
personificatie
D
vergelijking

Slide 34 - Quiz


Vraag 5
Joris was blij, nee opgetogen, zelfs uitzinnig van vreugde met het cadeau.
A
omgekeerde climax
B
climax
C
personificatie
D
vergelijking

Slide 35 - Quiz

Schooltaalwoorden met de B
Baseren (op)
Beleid
Beredeneren
Betrekking (met betrekking tot of m.b.t.)
Blootstaan (aan)


Slide 36 - Diapositive

Baseren (op)

Slide 37 - Question ouverte

Antwoord
Baseren (op) : bouwen op
Voorbeeldzin: Hij denkt dat ik niks durf, maar waarop baseert hij die gedachte eigenlijk?






Slide 38 - Diapositive

Beleid

Slide 39 - Question ouverte

Antwoord

Beleid: lijn voor het halen van bepaalde doelstellingen
Voorbeeldzin: Ik hoop dat het beleid van de school om de veiligheid te vergroten wordt voortgezet.








Slide 40 - Diapositive

Beredeneren


Slide 41 - Question ouverte

Antwoord
Beredeneren : met redenen uitleggen
Voorbeeldzin: Beredeneer waarom Nederlands wel/niet een leuk vak is.





Slide 42 - Diapositive

Betrekking (met betrekking tot of m.b.t.)


Slide 43 - Question ouverte

Antwoord
Met betrekking tot : als het gaat over
Voorbeeldzin: Voor vragen met betrekking tot het beleid voor de schoolveiligheid, verwijzen we u naar de schoolleiding.






Slide 44 - Diapositive

Blootstaan (aan)



Slide 45 - Question ouverte

Antwoord

Blootstaan (aan) : onbeschermd zijn tegen
Voorbeeldzin: Als er zich steeds een mobiele telefoon dichtbij je lichaam bevindt, sta je bloot aan heel wat straling.




Slide 46 - Diapositive

Schooltaalwoorden c en d
Competent
Conform
Consistent
Continu
Cruciaal

Desnoods
Dikwijls
Dimensie
Dissident
Doelstelling

Slide 47 - Diapositive

Schooltaalwoorden
WORD

Slide 48 - Diapositive

Je gaat nu zelfstandig verder met het volgende:
Woordjes C en D
  
Klaar?
Ga naar bladzijde 25 opdracht 3 (afmaken)

Opnieuw klaar? Top!
Ga naar De Brug lezen op bladzijde 242/243 en lees de theorie.

Weer klaar? Ga lekker lezen.!

Let op:
Kom 5 min voor tijd online om de les af te sluiten!



Slide 49 - Diapositive

Hoe ging de invulopdracht?
Hoe ging het zelfstandig werken?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?

Slide 50 - Diapositive

Wat gaan we volgende week doen?
Fictie, woordenschat


Wat moet mee? 
Methodeboek, schrift, pen en je opgeladen mobiele telefoon.
Denk aan het kiezen van een leesboek via lezen uit de lijst.

Wat is het huiswerk:
Woordjes C en D invullen
  

Slide 51 - Diapositive

Slide 52 - Diapositive