Ned_2h_Week4_les2

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Terugblik  
Namen
Stillezen?
Samen aan de slag (kort)
Woordjes B doornemen
Zelfstandig aan de slag
Evalueren 
Vooruitblik
Kahoot!





Slide 2 - Diapositive


Vorige les: lezen en woordjes woordenschat


Materiaal mee
Methodeboek Nieuw Nederlands, leesboek, schrift en pen
(mobiel/pc)

Werkhouding

Huiswerk


Afwezigheid of te laat



Slide 3 - Diapositive

Naambordje neerleggen.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Inhoud lessen deze week
Spelling H1
Interpunctie en gebiedende wijs
Opdracht 1, 2 en 3 (blz. 35)
Opdracht 1,2,3 en 4 (blz 36-37)
Theorie blz. 34
Theorie blz. 36

 De brug Spelling
 0pdracht 1 en 2
(blz. 254-255)







Woordenschat letter B en C Kahoot!




Opdracht 3 en 5


Slide 6 - Diapositive

Doel


  • Je kunt werkwoorden in de gebiedende wijs correct spellen.

Slide 7 - Diapositive

Startopdracht, bladzijde 36
Kijk mee met deze tekst.

Slide 8 - Diapositive

Welk verschil zie je als je kijkt naar de zinnen A, B en C, D?

Slide 9 - Question ouverte

Antwoord

De laatste twee zinnen bevatten geen onderwerp. 
In deze twee zinnen wordt een opdracht/bevel gegeven.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

Theorie, bladzijde 34 (samen lezen evt)
Kijk mee met deze tekst.

Slide 12 - Diapositive

Maak een zin met gebiedende wijs:

tafel-zetten-borden

Slide 13 - Question ouverte

Antwoord
1 Zet de borden maar vast op tafel!

Slide 14 - Diapositive

Maak een zin met gebiedende wijs:

bij de balie-bij aankomst-melden-direct

Slide 15 - Question ouverte

Antwoord
Meld je bij aankomst direct bij de balie!

(loop je, meld zonder t)

Slide 16 - Diapositive

Woordjes B

Baseren (op) : bouwen op
Voorbeeldzin: Hij denkt dat ik niks durf, maar waarop baseert hij die gedachte eigenlijk?


Beleid: lijn voor het halen van bepaalde doelstellingen
Voorbeeldzin: Ik hoop dat het beleid van de school om de veiligheid te vergroten wordt voortgezet.


Beredeneren : met redenen uitleggen
Voorbeeldzin: Beredeneer waarom Nederlands wel/niet een leuk vak is.

Met betrekking tot : als het gaat over
Voorbeeldzin: Voor vragen met betrekking tot het beleid voor de schoolveiligheid, verwijzen we u naar de schoolleiding.


Blootstaan (aan) : onbeschermd zijn tegen
Voorbeeldzin: Als er zich steeds een mobiele telefoon dichtbij je lichaam bevindt, sta je bloot aan heel wat straling.









Slide 17 - Diapositive

Woordjes B

Tegen het zere been zijn: op een gevoelige plek raken
Voorbeeldzin: De klachten van de leerling over de studielessen waren tegen het zere been van de mentor.


Slide 18 - Diapositive

Afmaken van de vorige les:
Opdracht 1,2,3  (blz 35-36)
 

Ga verder met:
Opdracht 2,3,4 (blz 36-37)

Ben je klaar? 
Woordjes leren A, B (woordenschat)

Kahoot! 
Woordjes B



Slide 19 - Diapositive


Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?

Slide 20 - Diapositive

Wat gaan we de volgende les doen?
Woordenschat, spelling


Wat moet er volgende week mee? 
Methodeboek, schrift, pen, leesboek en je mobiele telefoon




Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien

Kijk naar de

Slide 25 - Question ouverte

Woordjes C
Competent : a) bekwaam b) bevoegd
Voorbeeldzin betekenis a):
Ik heb de allerbeste muziekdocent; ik heb nog nooit iemand gezien die zo competent is.
Voorbeeldzin betekenis b):
De trainer van de profs rommelde maar wat aan; volgens mij is hij niet competent om een training op hoog niveau te geven.

Conform: overeenkomstig, overeenstemmend met
Voorbeeldzin: Wij gedragen ons conform de regels van deze school.

Consistent: vast, samenhangend
Voorbeeldzin: In een consistent betoog zijn de argumenten in een logische volgorde opgenomen.

Continu: voortdurend, onafgebroken
Voorbeeldzin: In bepaalde lessen zijn sommige leerlingen continu met elkaar aan het kletsen.

Cruciaal: beslissend, doorslaggevend
Voorbeeldzin: Toen ik verliefd werd op die bovenbouwleerling, was dat een cruciaal moment in mijn leven.

In de contramine zijn: in verzet, dwars zijn, tegenwerkend
Voorbeeldzin: Op school gedraagt die jongen zich aardig, maar thuis is hij voortdurend in de contramine.

Slide 26 - Diapositive

Woordjes C
Cruciaal: beslissend, doorslaggevend
Voorbeeldzin: Toen ik verliefd werd op die bovenbouwleerling, was dat een cruciaal moment in mijn leven.

In de contramine zijn: in verzet, dwars zijn, tegenwerkend
Voorbeeldzin: Op school gedraagt die jongen zich aardig, maar thuis is hij voortdurend in de contramine.

Slide 27 - Diapositive