HAVO 2 CH 1 Grammar helemaal

verleden tijd  'to be'
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

verleden tijd  'to be'

Slide 1 - Diapositive

Past Simple of to be
  • Present simple to be = am / is / are
  • Past simple to be = was / were

  • Past Simple > Iets is in het verleden gebeurd en is nu afgelopen. 

Slide 2 - Diapositive

Leerdoel: ik kan het werkwoord 'to be' in de verleden tijd gebruiken

Slide 3 - Diapositive

Vul in: was of were

You ... looking at me the whole time.
A
was
B
were

Slide 4 - Quiz

Vul in: was of were

The children .... very happy to meet him.
A
was
B
were

Slide 5 - Quiz

Vul in: was of were

The girl ... there the whole time.
A
was
B
were

Slide 6 - Quiz

Was / were in vragen
Word order:
was/were + onderwerp + rest
Example: Were you at the crime scene?

Slide 7 - Diapositive

Maak vragend:
He was at school today

Slide 8 - Question ouverte

Maak vragend:
You were very happy last week

Slide 9 - Question ouverte

Was / were in ontkenningen:
Rule:
was/were + n't
Example: You weren't at the crime scene. I wasn't playing guitar.

Slide 10 - Diapositive

Maak ontkennend:
She was a famous singer

Slide 11 - Question ouverte

Maak ontkennend:
You were singing very loud

Slide 12 - Question ouverte

Prepositions of time
Voorzetsels van tijd

Slide 13 - Diapositive

On

On gebruik je voor dagen en data.

I play football on Saturdays.

The concert was on May the first.

Slide 14 - Diapositive

In

In gebruik je bij maanden, jaartallen, seizoenen en dagdelen.

They moved to the UK in 1999.

Dad walks the dog in the morning.

Leaves fall in autumn.

Slide 15 - Diapositive

At

At gebruik je bij kloktijden.

The film starts at 7 o'clock.


Slide 16 - Diapositive

Uitzonderingen 

Er zijn een paar uitdrukkingen waarin je altijd at gebruikt.

We often have matches at weekends.

Mum always makes pudding at Christmas.

I can tell jokes and dance at the same time.

Slide 17 - Diapositive

in, at, on or nothing?
We usually have dinner ... 6 o'clock.

Slide 18 - Question ouverte

in, at, on or nothing?
His birthday is ... April.

Slide 19 - Question ouverte

in, at, on or nothing?
Football practice is always .. Saturday morning.

Slide 20 - Question ouverte

in, at, on or nothing?
... 2004, I was born.

Slide 21 - Question ouverte

Past Simple
Regular + irregular verbs

Slide 22 - Diapositive

De Past Simple...
is een werkwoordsvorm om te zeggen dat er iets in het verleden is gebeurd en afgerond is. 
Kijk even mee: 

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Past Simple 
Regelmatig
Past Simple 
Onregelmatig
I walked
you walked
he/she/it walked
we walked
you walked
they walked
I caught
you caught
he/she/it caught
we caught
you caught
they caught

Slide 25 - Diapositive

Onregelmatig:
De verleden tijd (past simple) van:
run (rennen)
A
runned
B
ran
C
run
D
runed

Slide 26 - Quiz

Onregelmatig:
De verleden tijd (past simple) van:
swim (zwemmen)
A
swimmed
B
swimed
C
swam
D
swum

Slide 27 - Quiz

Onregelmatig:
De verleden tijd (past simple) van:
go (gaan)
A
goed
B
goes
C
went
D
gone

Slide 28 - Quiz

Regelmatig:
De verleden tijd (past simple) van
work (werken)
A
works
B
worked
C
workt
D
work

Slide 29 - Quiz

Regelmatig:
De verleden tijd (past simple) van
study (leren, studeren)
A
studied
B
study
C
studies
D
studyed

Slide 30 - Quiz

Spellingsregel

Wanneer een werkwoord op een -y eindigt --> ied
Maar niet als er een klinker voor staat!!
A E I O U
study - studied
copy - copied
hurry - hurried
stay - stayed
play - played
obey - obeyed

Slide 31 - Diapositive

Regelmatig:
De verleden tijd (past simple) van
stop (stoppen)
A
stoped
B
stopped
C
stop
D
stooped

Slide 32 - Quiz

Spellingsregel
De laatste medeklinker van het werkwoord wordt verdubbeld als er één klinker (a,e,i,o,u) voor staat.
Om de korte klank te handhaven - net als in het Nederlands

stop - stopped
grab - grabbed
drag - dragged

Slide 33 - Diapositive

Regelmatig:
De verleden tijd (past simple) van
live (leven of wonen)
A
liveed
B
lived
C
lieved
D
lifed

Slide 34 - Quiz

Spellingsregel

als het werkwoord al op een -e eindigd, hoef je er niet nog een keer -ed achter te zetten, maar alleen een -d
live - lived
imagine - imagined
love - loved

Slide 35 - Diapositive

Wat moet je kennen?

- de vervoeging +ed 
inclusief spellingsregels

- de onregelmatige werkwoorden
Past Simple:  (to) be, do & go
uit je For Starters boekje

Wat moet je kunnen?

- zelf de zin afmaken in de verleden tijd, als het werkwoord gegeven is.
When I was young, I ... (play) hockey

Slide 36 - Diapositive

Einde van dit maatwerkuur
Als je wilt oefenen/ nalezen kan dat met:
  • Grammar trainer (zie mail)
  • YouTube (Meester Gijs/ Engels Gemist

Slide 37 - Diapositive