Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 90 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Slide 3 - Diapositive
In de praktijk
6 soorten vragen zijn belangrijk
De vraag naar verandering vóór het gesprek;
De vraag naar uitzonderingen;
De vraag naar het doel/de wens (wondervraag);
De vraag: ''En wat nog meer"?
Schaalvragen
De vraag naar competenties (herkenbaar gedragspatroon)
Slide 4 - Diapositive
1. De vraag naar verandering vóór het eerste gesprek
Tussen het moment van aanmelden, afspreken en het moment van de afspraak is er vaak al sprake van vooruitgang.
Er is altijd verandering
Het is niet de vraag of, maar wanneer verandering optreedt
In de tussenliggende periode mogelijk al actie ondernomen
Slide 5 - Diapositive
2. De vraag naar uitzonderingen
Alle problemen kennen uitzonderingen: momenten waarop het probleem er niet is of momenten die al even lijken op waar de cliënt wil uitkomen.
Wat deed je anders op het moment dat het probleem zich niet voordeed?
Wat was het verschil met die keren dat het probleem zich wel voordeed?
Wie deed wat anders toen het probleem niet zo groot was?
Zijn er momenten geweest dat het wel lukte?
Op welke momenten is dat wat je wil er al wel een beetje?
Casus : Kijk eens naar een mild probleem uit je eigen dagelijks leven. Wanneer is dit probleem er niet of wanneer is het minder aanwezig? Wat doe ik dan anders? Wie kan wat doen?
Slide 6 - Diapositive
3. De vraag naar het doel
Met de wondervraag kan gezocht worden naar een hypothetische oplossing in de toekomst:"stel dat je vannacht ligt te slapen en er gebeurt een wonder". Wat is er dan anders/ wat doe je dan anders?
Slide 7 - Diapositive
4. De vraag: "En wat nog meer"?
Ieder succes, elke hulpbron, alle uitzonderingen, iedere toekomstige oplossing, elk talent wordt tot in detail uitvergroot.
'Hoe deed je dat precies'?
'Wat merkte je'?
'Wat zei je toen'?
'Wat was anders'?
'Wat maakte verschil'? en......'Wat nog meer'?
Slide 8 - Diapositive
Wie is de deskundige bij 'oplossingsgericht werken'?
A
De cliënt zelf
B
De begeleider van de cliënt
C
De partner van de cliënt
D
De persoonlijk begeleider van de cliënt
Slide 9 - Quiz
De focus bij oplossingsgericht werken ligt bij:
A
Weerstand doorbreken
B
Toekomst
C
Verleden
D
Probleem vaststellen
Slide 10 - Quiz
Bij oplossingsgericht werken kijkt de professional vooral naar wat er niet goed gaat, zodat hij dit kan verbeteren:
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Welk begrip hoort niet bij het CAR-model?
A
Competentie
B
Accepteren
C
Relatie
D
Autonomie
Slide 12 - Quiz
Wat houdt de competentie 'autonomie' in?
Slide 13 - Question ouverte
Wat is 'intrinsieke motivatie'?
Slide 14 - Question ouverte
Waar staan de letters DKW voor?
A
Denken, krachtbronnen & wensen.
B
Denken, kunnen & werken
C
Doelstellingen, kwaliteiten & wensen.
D
Doelen, krachtbronnen & waardering.
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Vidéo
Slide 17 - Vidéo
6. De vraag naar vaardigheden (competenties)waar de cliënt al over beschikt
Competentievragen beginnen meestal met 'hoe'
'Hoe deed je dat'?
'Hoe heb je dat gepresteerd'?
Competentievragen nodigen de cliënt zichzelf een compliment te geven door een succesverhaal te vertellen.