Oefentoets Unit 4

Een oefentoets over Unit 4
Succes!
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Een oefentoets over Unit 4
Succes!

Slide 1 - Diapositive

Kies de juiste werkwoordsvorm: past simple of present perfect.
We ... the walls last week.
A
painted
B
have painted

Slide 2 - Quiz


We ... the assignment yet.
A
didn't do
B
haven't done

Slide 3 - Quiz

Just look at how clean everything is! She ... all the dishes.
A
did even wash
B
has even washed

Slide 4 - Quiz

... the newspaper today?
A
Did you read
B
Have you read

Slide 5 - Quiz

I ... a decade ago.
A
graduated
B
have graduated

Slide 6 - Quiz

I ... soccer since I was a little boy.
A
didn't play
B
haven't played

Slide 7 - Quiz

Shall I send ... to carry your luggage?
A
someone
B
anyone

Slide 8 - Quiz

We don't need ... more toys in the house.
A
some
B
any

Slide 9 - Quiz

We got to our destination without ... delay.
A
some
B
any

Slide 10 - Quiz

She had hardly ... scratches on her face after the accident.
A
some
B
any

Slide 11 - Quiz

Why doesn't ... help them?
A
someone
B
anyone

Slide 12 - Quiz

Can you see Mia ...?
A
somewhere
B
anywhere

Slide 13 - Quiz

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in:
I have a jumper. This is a jumper ...

Slide 14 - Question ouverte

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in:
He has a house. The house is ...

Slide 15 - Question ouverte

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in:
You make a decision. The decision is ...

Slide 16 - Question ouverte

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in:
They have a car. This is a car ...

Slide 17 - Question ouverte

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in:
She owns a computer. The computer is ...

Slide 18 - Question ouverte

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in:
We have a boat. The boat is ...

Slide 19 - Question ouverte

Vul de past continuous van het werkwoord tussen haakjes in.
We ... to stay awake. (to struggle)

Slide 20 - Question ouverte

Vul de past continuous van het werkwoord tussen haakjes in.
Grandma ... when the phone rang. (to knit)

Slide 21 - Question ouverte

Vul de past continuous van het werkwoord tussen haakjes in.
You ... to me, weren't you? (to lie)

Slide 22 - Question ouverte

Vul de past continuous van het werkwoord tussen haakjes in.
I ... something from the menu when they arrived. (to choose)

Slide 23 - Question ouverte

Vul de past continuous van het werkwoord tussen haakjes in.
The wind ... in my face. (to blow)

Slide 24 - Question ouverte

Vul de past continuous van het werkwoord tussen haakjes in.
Mary ... her shoelaces. (to tie)

Slide 25 - Question ouverte

Vertaal:
koopje

Slide 26 - Question ouverte

Vertaal:
patroon

Slide 27 - Question ouverte

Vertaal:
besluit

Slide 28 - Question ouverte

Vertaal:
rel

Slide 29 - Question ouverte

Vertaal:
Ik moet nu echt gaan.

Slide 30 - Question ouverte

Vertaal:
Geen moeite!

Slide 31 - Question ouverte

Vertaal:
Als je dit gangpad uitloopt, vind je ze om de hoek.

Slide 32 - Question ouverte