Lesen Cito Texte
Lesen von Cito Texten
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3-6
Cette leçon contient 29 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Lesen von Cito Texten
Slide 1 - Diapositive
Grote Lijn
Titel
Afbeelding
Intro
Eerste Vraag
Slide 2 - Diapositive
Eerste Vraag
Wat is het onderwerp?
Is er nuttige info in de vraag?
Slide 3 - Diapositive
Signaalwoorden
Geven verband aan tussen zinsdelen, zinnen of alineas.
Slide 4 - Diapositive
Basisstappenplan ABC vragen
1. Grote lijn -> Titel, plaatje, intro, eerste vraag
2. Lees de vraag, markeer alinea in tekst
Is er nuttige info in de vraag? (inhoud tekst, waar op letten)
3. Lees alinea, streep signaalwoorden en : - aan
4. Bedenk een eigen antwoord, en kijk of een hierbij past
5. Pindakaasantwoorden eruit
6. Kloppen alle elementen? Past het in de grote lijn?
Slide 5 - Diapositive
Gatenvragen
1. Signaalwoorden -> kijken naar verband tussen zinnen!
2. Andere woorden -> Lesen tot gat + 1 zin daarna
-> Check signaalwoorden rond gat
-> moet het woord positief of negatief zijn?
-> grote lijn
Slide 6 - Diapositive
Beweringenvraag
Kunnen alle goed of fout zijn!
1. Stap Bewering lesen
2. Stap Per bewering 1 zoekterm aanstrepen b.v. Namen,
platsen, cijfers, internationale woorden
3. Stap Zoekthermen in tekst zoeken (pak altijd 2 beweringen!)
4. Stap Letten op signaalwoorden, grote lijn
Slide 7 - Diapositive
Romantekst / Beweringenvraag
Gebruik informatie in de antwoorden! -> W-vragen
Wie?
Hoe is persoon?
Waar?
Wat doen ze?
Maar!! Er zitten foute beweringen bij -> info 2x? => waar!
Slide 8 - Diapositive
Romantekst / Beweringenvraag
Stappenplan:
1. Stap Info verzamelen uit beweringen
2. Stap onderstreep in stellingen - visuelle kenmerken,
- kernbegrippen,
- woorden die heel sterk zijn
(nooit, altijd, alles)
3. Stap Pak 2 stellingen en zoek kernwoorden in tekst
Slide 9 - Diapositive
Voorbelden
Helpen tekst te begrijpen!
-> Kenmerken: Namen, plaatsen, getallen etc.
Stel dat .... -> gebruik van ich, du, Sie
Signaalwoord vaak: etwa, so
In vraag: Konkretisieren, es zeigt/gezeigt, illustrieren, erläutern
Slide 10 - Diapositive
Voorbelden
Kenmerken: naam
plaats
jaargetal, data. %
tijdsbepalingen als gestern, vor einiger Zeit
Soms ook -> plaatje in woorden (Zie je het voor jou?)
Slide 11 - Diapositive
Voorbelden
Voorbeeldkenmerken in antwoord? -> fout!!!
-> niet grote lijn!
Slide 12 - Diapositive
Experts
Niet belangrijk: opleiding etc.
Wel: Wat zeggen ze?
Let op aanhalingsteken "
Slide 13 - Diapositive
Zinsverbanden
-> gatenvragen, verbandvragen
-> meestal voorbeeld of tegenstelling
Slide 14 - Diapositive
Zinsverbanden
1. Stap Staat het antwoord voor voorbeeld erbij?
Zo ja, vind je kenmerken van een voorbeeld?
2. Stap Is het een tegenstelling?
-> Signaalwoorden, positieve/negatieve woorden
3. Stap Zin vertalen, wat klingt
Slide 15 - Diapositive
Tegenstellingen
Widerlegung tegenspreken Maar het is niet waar
Relativierung afzwakken Maar het is niet zo erg
andere Perspektive/
Kehrseite betonen anders bekijken Maar als je er anders
naar kijkt
Slide 16 - Diapositive
Tegenstellingen
In Frage stellen in twijfel trekken Maar is het wel waar?
Starke Zweifel je denk... maar het is...
Slide 17 - Diapositive
Vergelijking
-> Er is een nieuw element, maar het lijkt op het vorige
Slide 18 - Diapositive
Twee signaalwoorden uit een categorie
- duidelijk verschil in betekenis!
- uitbreiding -> tatsächlich = inderdaad, daadwerkelijk
- tegenstelling -> stattdessen = niet dit maar dat während = terwijl
-> om te checken in zin -> gebruik altijd maar
Slide 19 - Diapositive
Ironie
-> Ton van de tekst
- Positieve opmerking in negatief context (of andersom)
- Onderwerp aan de harben erbij gesleept
- Laatste zin van de tekst (of soms van alinea) -> lollige uitsmijter
Slide 20 - Diapositive
da
da = dort
maar ook
da = omdat Da er kein Benzin mehr hat, fährt das Auto nicht.
Slide 21 - Diapositive
Eigen woordenboek meenemen!!!
Slide 22 - Diapositive
Wortschatz-Aufgaben
Slide 23 - Diapositive
die Zeile
der Absatz
die Lücke
der Verfasser
die Ergänzung
Slide 24 - Diapositive
die Zeile de regel
der Absatz de alinea
die Lücke het gat
der Verfasser de auteur
die Ergänzung de invulling, toevoeging
Slide 25 - Diapositive
die Aussage
die Behauptung
die Absicht
die Bedeutung
die Aussage
die Behauptung
die Absicht
der Ratschlag
die Bedeutung
die Überschrift
Slide 26 - Diapositive
die Aussage
die Behauptung
die Absicht
die Bedeutung
die Aussage de uitspraak, verklaring
die Behauptung de bewering
die Absicht de bedoeling, intentie
der Ratschlag het advies
die Bedeutung de betekenis
die Überschrift de titel
Slide 27 - Diapositive
sich beziehen auf
schließen aus äußern
meinen
hinweisen
Slide 28 - Diapositive
sich beziehen auf betrekking hebben op schließen aus afleiden
äußern uiten
meinen bedoelen
hinweisen wijzen op
