! Examenvragen

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Examenvragen

Er volgen slides met voorbeeldzinnen. 

Lees deze goed door,  leer de woorden. 

Daarna volgt telkens een check ..

Thema / Absatz / andeuten

das Thema = het onderwerp

der Absatz = de alinea

andeuten = aanduiden / aanstippen

Absatz

Was ist das Thema des 4. Absatzes?

Aussage / übereinstimmen 

die Aussage = de uitspraak

stimmt überein? = komt  overeen?

Was bedeutet... ? = Wat betekent...?

die Aussage

Welche Aussage stimmt mit Absatz 4 überein?

Behauptung / richtig /Beispiele  

die Behauptung = de bewering

richtig = juist 

Die Behauptung

Was wird hier behauptet?

Was sollen die Beispiele deutlich machen?

 Satz / sich beziehen auf

sich beziehen auf = betrekking hebben op 

dieser Satz = deze zin

deutlich werden aus = duidelijk worden uit

Der Satz

Was wird aus diesem Satz deutlich?

 Verfasser / Hauptgedanke

Was ist gemeint mit.....? = Wat wordt bedoeld met.....? 

Was haben die Absätze 3 und 4 miteinander gemein?  = Wat hebben alinea 3 en 4 met elkaar gemeen?

Was ist der Hauptgedanke des 4. Absatzes? = Wat is de hoofdgedachte van de 4e alinea? 

der Verfasser = de auteur / de schrijver 

in Bezug auf = met betrekking op 

Was ist gemeint mit?

Der Verfasser

Was sagt der Verfasser in Absatz 4?

Unterschied  / sich verhalten

der Unterschied zwischen..... und.... = het verschil tussen.... und..... 

nach dem Text   = volgens de tekst 

Was ist der Unterschied zwischen .... und ....?

sich verhalten / schließen aus

sich zueinander verhalten = zich tot elkaar verhouden

schließen aus = concluderen uit

Was spricht aus diesen Wörtern? = Wat blijkt uit deze woorden?

Wie verhalten sich die Sätze zueinander?

Was kan man schließen aus....?

schließen aus =