Grammar recap unit 4

Unit 4 - grammar recap
grammar recap
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Unit 4 - grammar recap
grammar recap

Slide 1 - Diapositive

Adverbs of Frequency
woorden die aangeven hoe vaak iets wel of niet gebeurt

Always = altijd
usually = meestal
normally = normaal gesproken
often = vaak
sometimes = soms
not often = nauwelijks
seldom = zelden
hardly ever = bijna nooit
never = nooit

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Adverbs of Frequency 
kunnen op 2 plaatsen komen te staan in de zin:

1. Vóór het hoofdwerkwoord (I always go to school)

2. Maar achter een vorm van to be  (I am never late)

Slide 4 - Diapositive

Wat moet je nu precies kennen en kunnen?

1. Je moet weten wat de adverbs of frequency zijn 
(dus kunnen vertalen en correct kunnen gebruiken)

2. Je moet weten op welke plek deze woorden in de zin komen te staan

Slide 5 - Diapositive

Exercise 1
ENG: 
Drag the adverbs of frequency in the correct order from smallest to biggest


NL:
Zet de woorden in de juiste volgorde van kleinst naar grootst

Slide 6 - Diapositive

0%
10%
50%
70%
90%
100%
never
always
usually
often
sometimes
seldom

Slide 7 - Question de remorquage

Exercise 2
ENG:
Put the words in the correct order to make a sentence


NL:
Zet de woorden in de juiste volgorde om een zin te maken


Slide 8 - Diapositive

he / visits / often / you

Slide 9 - Question ouverte

go swimming / sometimes / on Sundays / I

Slide 10 - Question ouverte

angry / we / sometimes / are

Slide 11 - Question ouverte

usually / is / hungry / Jan / after school

Slide 12 - Question ouverte

in our house / cold / it / often / is

Slide 13 - Question ouverte

goes / never / my cousin / cycling

Slide 14 - Question ouverte

Expressions of frequency
Soms gebruiken we geen adverbs, maar een klein zinnetje. 
Dit = een expression. Het zijn altijd 2 of meer woorden.

once a week / every day / three times a day / etc.

Deze uitdrukkingen komen altijd helemaal achteraan in de zin!
Jackie eats breakfast every morning.

Slide 15 - Diapositive

Exercise 3
ENG:
Put the words in the correct order to make a sentence


NL:
Zet de woorden in de juiste volgorde om een zin te maken


Slide 16 - Diapositive

Mark and Ted / books / once a year / read

Slide 17 - Question ouverte

I / my homework / at my mom's place / do / twice a week

Slide 18 - Question ouverte

snows / in this area / every winter / it

Slide 19 - Question ouverte

Sam / goes out / three times a month / with / his / friends

Slide 20 - Question ouverte