Adverbs of Frequency


Adverbs of Frequency
Bijwoorden van Frequentie
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon


Adverbs of Frequency
Bijwoorden van Frequentie

Slide 1 - Diapositive

Uitleg (1)
Adverbs of Frequency geven aan hoe vaak iets wel of niet gebeurt.

Always = altijd
Usually = meestal
normally = normaal gesproken
Often = vaak
Sometimes = soms
occasionally = zo nu en dan
seldom = zelden
Hardly ever = bijna nooit
never = nooit

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Uitleg (2)
Adverbs of Frequency kunnen op 2 plaatsen komen te staan in de zin:

1. Vóór het hoofdwerkwoord (I always go to school)
2. Achter een vorm van to be  (I am never late)

Slide 4 - Diapositive

Uitleg (3)
Wat moet je nu precies kennen en kunnen?

1. Je moet weten wat de adverbs of frequency zijn (dus kunnen vertalen en correct kunnen gebruiken)
2. Je moet weten op welke plek deze woorden in de zin komen te staan

Slide 5 - Diapositive

Exercise 1
Drag the adverbs of frequency in the correct order from smallest to biggest

Zet de woorden in de juiste volgorde van kleinst naar grootst

Slide 6 - Diapositive

0%
10%
50%
70%
90%
100%
never
always
usually
often
sometimes
seldom

Slide 7 - Question de remorquage

Exercise 2
Put the words in the correct order to make a sentence

Zet de woorden in de juiste volgorde om een zin te maken

10 Questions

Slide 8 - Diapositive

1. he / visits / often / you

Slide 9 - Question ouverte

go swimming / sometimes / on Sundays / I

Slide 10 - Question ouverte

2. angry / we / sometimes / are

Slide 11 - Question ouverte

3. in our house / cold / it / often / is

Slide 12 - Question ouverte

4. usually / is / hungry / Sam / after school

Slide 13 - Question ouverte

5. goes / never / my cousin / cycling

Slide 14 - Question ouverte

6. Mark and Ted / books / hardly ever / read

Slide 15 - Question ouverte

7. I / my homework / in my room / do / always

Slide 16 - Question ouverte

8. snows / in this area / rarely / it

Slide 17 - Question ouverte

9. rarely / am / for / late / school / morning / the / in / I

Slide 18 - Question ouverte

10. Sam / goes / occasionally / with / out / his / friends

Slide 19 - Question ouverte