Ec. par : 4.3 + 4.4

Hoofdstuk 4: Inkomen


Herhaling 4.1 en 4.2 
les 4.3 en 4.4


1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 4: Inkomen


Herhaling 4.1 en 4.2 
les 4.3 en 4.4


Slide 1 - Diapositive

... van H4.1?
... van H4.2?
Wat weet je nog....

Slide 2 - Carte mentale

4.1 inkomens verschillen
Inkomensbron
  • Arbeid
  • Bezit
Voor-/nadelen inkomensverschillen
Voordelen                                      Nadelen
Harder werken                               Zelfde inspanning voor                                                                    andere inkomens
Verder doorleren                           Maatschappelijke onrust

Slide 3 - Diapositive

4.1 inkomens verschillen
Wanneer mensen in de bijstand zitten kunnen ze terecht komen in de armoedeval:
- Het verschijnsel waardoor het niet aantrekkelijk is om te gaan werken

Slide 4 - Diapositive

4.2 inkomens: hoog tegenover laag
Het gelijk worden van inkomensverschillen noemen we nivelleren.

Wanneer de inkomens verder van elkaar liggen noemen we het denivelleren.

Slide 5 - Diapositive

4.2 inkomens: hoog tegenover laag
Hoe worden de verschillen groter/kleiner? 


Slide 6 - Diapositive

Hoofdstuk 4: Inkomen
4.3 de prijsindex

Slide 7 - Diapositive

4.3 de prijsindex
Leerdoel
- Je kan veranderingen van prijzen berekenen aan de hand van indexcijfers.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

4.3 de prijsindex
Als je een prijsstijging op waarde wil schatten heb je de procentuele verhoging nodig. 
Wanneer vindt jij een prijsstijging minder erg?

€0,10 cent verhoging op een product van 1 euro 
                                       of 
€0,10 cent verhoging op een product van 100 euro 
stijging : oude bedrag x 100%= prijsstijging in % 


Slide 10 - Diapositive

4.3 de prijsindex
De indexcijfers

in tabellen en grafieken met economische gegevens vindt je vaak de prijsindex. 

Dit geeft aan met hoeveel procent een getal is veranderd ten opzichte van de basis. 
De basis is altijd 100. 


Slide 11 - Diapositive

Rekenen met indexcijfers
nieuw / basisjaar  *100= prijsindex        (840/800)*100 = 105  

Slide 12 - Diapositive

4.3 de prijsindex
Bij het berekenen van indexcijfers gebruik je de volgende formule: 
Van getal naar indexcijfer:
Getal jaar X : getal basisjaar x 100 ....

Van indexcijfer naar getal:
Getal basisjaar : 100 x indexcijfer jaar X = .... 

Slide 13 - Diapositive

Rekenen met indexcijfers
basisjaar / 100 x indexcijfer =         (800/100)*105 = €840

Slide 14 - Diapositive


Slide 15 - Question ouverte

4.3 de prijsindex
Prijzen kunnen stijgen of dalen. De gemiddelde verandering noem je het prijspeil. Het CBS berekent dit, niet alle producten tellen even zwaar mee. 

inflatie = stijging prijspeil
deflatie = daling prijspeil

Inflatie of deflatie geef je aan met het indexcijfer dat je dan consumentenprijsindex (CPI) noemt. 

Slide 16 - Diapositive

4.3 de prijsindex
Een gemiddelde prijsindexcijfer bereken je als volgt: 
  • Vermenigvuldig de indexcijfers met hun wegingsfactoren
  • Tel de uitkomsten bij elkaar op
  • Deel de uitkomst door de som van de wegingsfactoren

Slide 17 - Diapositive


Bereken het CPI met behulp van de tabel en bepaal daarmee het percentage inflatie of deflatie in het betreffende jaar.

Slide 18 - Question ouverte

Wat heb je geleerd?

Slide 19 - Diapositive

par 4.4 De prijs van een pizza;
Waarom veranderen prijzen soms?

Slide 20 - Question ouverte

4.4 de prijs van een pizza
Leerdoelen
- je kunt uitleggen waarom prijzen stijgen.

Slide 21 - Diapositive

4.4 de prijs van een pizza

Slide 22 - Diapositive

4.4 de prijs van een pizza
Stel je voor dat de vraag naar producten stijgt. 

  • Er is onvoldoende aanbod, er zijn niet genoeg producten
  • Dan zal de prijs stijgen
  • Er ontstaat bestedingsinflatie

Slide 23 - Diapositive

4.4 de prijs van een pizza
Nog meer oorzaken voor inflatie (prijsstijgingen)
  • Bedrijfskosten stijgen 
  • loonkosten, energiekosten, grondstofkosten worden       duurder
  • De kosten worden doorgerekend naar de verkoopprijs. 
  • Dit is kosteninflatie

Slide 24 - Diapositive

4.4 de prijs van een pizza
Nog meer oorzaken voor inflatie (prijsstijgingen)
  • Soms willen bedrijven meer verdienen en verhogen ze de winstmarge
  • Dit is ook kosteninflatie

Slide 25 - Diapositive

4.4 de prijs van een pizza
Nog meer oorzaken voor inflatie (prijsstijgingen)
  • Door import uit het buitenland, als in het buitenland inflatie is worden die producten ook duurder. 
  • Importeren wordt zo duurder. 

Slide 26 - Diapositive

4.4 de prijs van een pizza
Nog meer oorzaken voor inflatie (prijsstijgingen)
  • Door de overheid
  • als belastingen / accijnzen hoger worden. 
  • of als een ondernemer hogere kosten kwijt is voor zijn werknemers voor parkeren, afvalverwerking of aan een bouwvergunning wordt dit doorgerekend in de prijs. 

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Slide 29 - Vidéo

Slide 30 - Vidéo

Slide 31 - Vidéo