H4.3 en H4.4 Ec. par : 4.3 + 4.4

Hoofdstuk 4: Inkomen
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 4: Inkomen

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
- Je kan veranderingen van prijzen berekenen aan de hand van indexcijfers.

Slide 2 - Diapositive

4.3 de prijsindex
Als je een prijsstijging op waarde wil schatten heb je de procentuele verhoging nodig. 
Wanneer vindt jij een prijsstijging minder erg?

€0,10 cent verhoging op een product van 1 euro 
                                       of 
€0,10 cent verhoging op een product van 100 euro 
stijging : oude bedrag x 100%= prijsstijging in % 


Slide 3 - Diapositive

4.3 de prijsindex
De indexcijfers

in tabellen en grafieken met economische gegevens vindt je vaak de prijsindex. 

Dit geeft aan met hoeveel procent een getal is veranderd ten opzichte van de basis. 
De basis is altijd 100. 


Slide 4 - Diapositive

Rekenen met indexcijfers
nieuw / basisjaar  *100= prijsindex        (840/800)*100 = 105  

Slide 5 - Diapositive

4.3 de prijsindex
Bij het berekenen van indexcijfers gebruik je de volgende formule: 
Van getal naar indexcijfer:
Getal jaar X : getal basisjaar x 100 ....

Van indexcijfer naar getal:
Getal basisjaar : 100 x indexcijfer jaar X = .... 

Slide 6 - Diapositive

Rekenen met indexcijfers
basisjaar / 100 x indexcijfer =         (800/100)*105 = €840

Slide 7 - Diapositive

4.3 de prijsindex
Prijzen kunnen stijgen of dalen. De gemiddelde verandering noem je het prijspeil. Het CBS berekent dit, niet alle producten tellen even zwaar mee. 

inflatie = stijging prijspeil
deflatie = daling prijspeil

Inflatie of deflatie geef je aan met het indexcijfer dat je dan consumentenprijsindex (CPI) noemt. 

Slide 8 - Diapositive

4.3 de prijsindex
Een gemiddelde prijsindexcijfer bereken je als volgt: 
  • Vermenigvuldig de indexcijfers met hun wegingsfactoren
  • Tel de uitkomsten bij elkaar op
  • Deel de uitkomst door de som van de wegingsfactoren

Slide 9 - Diapositive

4.4 de prijs van een pizza

Slide 10 - Diapositive

4.4 de prijs van een pizza
Stel je voor dat de vraag naar producten stijgt. 

  1. Er is onvoldoende aanbod, er zijn niet genoeg producten
  2. Dan zal de prijs stijgen
Er ontstaat bestedingsinflatie

Slide 11 - Diapositive

4.4 de prijs van een pizza
Nog meer oorzaken voor inflatie (prijsstijgingen)
3. Bedrijfskosten stijgen 
   loonkosten, energiekosten, grondstofkosten worden       duurder
De kosten worden doorgerekend naar de verkoopprijs. 
Dit is kosteninflatie

Slide 12 - Diapositive

4.4 de prijs van een pizza
Nog meer oorzaken voor inflatie (prijsstijgingen)
4. Soms willen bedrijven meer verdienen en verhogen ze de winstmarge
Dit is ook kosteninflatie

Slide 13 - Diapositive

4.4 de prijs van een pizza
Nog meer oorzaken voor inflatie (prijsstijgingen)
5. Door import uit het buitenland, als in het buitenland inflatie is worden die producten ook duurder. 
Importeren wordt zo duurder.  
  IMPORTINFLATIE

Slide 14 - Diapositive

4.4 de prijs van een pizza
Nog meer oorzaken voor inflatie (prijsstijgingen)
6. Door de overheid als belastingen / accijnzen hoger worden. 
7. als een ondernemer hogere kosten kwijt is voor zijn werknemers voor parkeren, afvalverwerking of aan een bouwvergunning wordt dit doorgerekend in de prijs. 

Slide 15 - Diapositive