Herhaling par. 4.3 en 4.4

Welke van de vier productiesector zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
1 / 18
suivant
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welke van de vier productiesector zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 1 - Quiz

Timmerman is een beroep in de primaire sector.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

Welke beroepen kom je tegen in de tertiaire sector?
A
kapper
B
boer
C
taxichauffeur
D
leraar

Slide 3 - Quiz

Wat hoort niet thuis in de quartaire sector?
A
ziekenhuis
B
brandweer
C
school
D
bank

Slide 4 - Quiz

Welke productiesector is in een derdewereldland veel groter dan in een Westers land?
A
Primaire
B
Secundaire
C
Tertiaire
D
Quartaire

Slide 5 - Quiz

Leiden mechanisatie en automatisering tot een hogere of lagere arbeidsproductiviteit?
A
Hoger
B
lager

Slide 6 - Quiz

Computers nemen het werk over van mensen
A
Mechanisatie
B
Automatisering

Slide 7 - Quiz

Bij een overschot op de arbeidsmarkt is er meer ....
A
aanbod.
B
vraag.

Slide 8 - Quiz

Waar komt het aanbod van arbeid vandaan?

A
arbeiders
B
arbeidsverdeling
C
beroepsbevolking
D
arbeidsmarkt

Slide 9 - Quiz

Een teveel aan arbeiders kan leiden tot ontslag.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Wanneer de vraag naar arbeid groter is dan het het aanbod van arbeid, spreken economen van een........
A
krappe arbeidsmarkt
B
ongelijke arbeidsmarkt
C
ruime arbeidsmarkt

Slide 11 - Quiz

Op een krappe arbeidsmarkt is de werkloosheid ......a....... en hebben de lonen de neiging te ........b....... .
A
a = groot, b = stijgen
B
a = klein, b = stijgen
C
a = groot, b = dalen
D
a = klein, b = dalen

Slide 12 - Quiz

Primaire
Tertiaire
Secundaire
Quartaire

Slide 13 - Question de remorquage

Wanneer je een tijdje per jaar niet kunt werken noem je deze werkloosheid ...
A
structurele werkloosheid.
B
seizoenswerkloosheid.
C
verborgen werkloosheid.
D
conjuncturele werkloosheid.

Slide 14 - Quiz

Conjuncturele werkloosheid is blijvend.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Wat betekent regionale werkloosheid?
A
Werkloosheid die niet bekend is bij UWV.
B
Dat er in een bepaald seizoen meer werkloosheid is.
C
Dat er in een bepaalde provincie meer werkloosheid is.
D
Dat er geen werk is voor bepaalde opleidingen.

Slide 16 - Quiz

Wanneer de mens wordt overgenomen door een machine is dat ... werkloosheid
A
frictie
B
structurele
C
machinale
D
conjuncturele

Slide 17 - Quiz

Als de economie beter gaat, gaan consumenten altijd meer besteden.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz