6.4 Mensen in het zand- en lösslandschap

6.4 Mensen in het zand- en lösslandschap
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

6.4 Mensen in het zand- en lösslandschap

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Je weet aan het einde van de les:
  • wat het verschil is tussen het landbouwsysteem op de zandgronden vroeger en nu
  • wat een voor- en een nadeel is van specialisatie op intensieve veeteelt
  • wat de kenmerken zijn van het lösslandschap
  • welke verschillen er zijn tussen het löss- en het zandlandschap
  • welke landschappen er voorkomen in Nederland (afbeelding Cultuurlandschappen in Nederland)

Slide 2 - Diapositive

Zandlandschap
Hogere zandgronden:
  • Oudste bewoonde gebieden van Nederland

  • Gemengd bedrijf: akkerbouw én veeteelt

Slide 3 - Diapositive

Vroeger = gemengd bedrijf

Slide 4 - Diapositive

Zandlandschap
Bemesting op de onvruchtbare grondsoort zand ging zo:
  • Overdag: schapen grazen op hoger gelegen heidevelden en in bossen, ‘s nachts: schapen naar de schaapskooi.
  • De mest uit de schaapskooi gaat naar de akkers (es of eng) bij het dorp.
  • Het esdorp lag op de grens tussen hoog en laag: de lager gelegen groengronden waren wei- en hooiland.

Slide 5 - Diapositive

Zandlandschap
Vanaf 1900:

  • Schapen overbodig door invoering kunstmest
  • Heidevelden werden geschikt gemaakt voor de landbouw
  • Specialisatie van de boeren: alleen veeteelt
    (Vee = meer geld als graan).
  • Akkers alleen nog voor het verbouwen van  veevoer (mais)

Slide 6 - Diapositive

B198 Specialisatie
Vroeger: gemengd bedrijf met akkerbouw en veeteelt.
Nu: specialisatie met of akkerbouw of veeteelt. -> vaak monocultuur = één product

Twee oorzaken specialisatie:
  1. Sterk gestegen lonen.
    Arbeid wordt vervangen door machines
     VB: oogstmachine voor aardappelen gevolg: minder werk door mechanisatie / automatisering

Slide 7 - Diapositive

B198 Specialisatie
2. Intensivering: meer productie per hectare of per dier met  behulp van kennis en geld.

 VB:
  • Betere gewassen, kunstmest, bestrijdingsmiddelen
  • Boer kan investeren en kennis bijhouden voor één product

Slide 8 - Diapositive

Zandlandschap
Vanaf ongeveer 1950:
  • Minder boeren  - schaalvergroting
  • Grotere bedrijven met meer vee
  • Kennis + kapitaal = hogere productie per dier
  • Intensieve veeteelt / bio-industrie


 Veel vee ->  veel mest -> ammoniak in de lucht -> via regen op de grond -> vermesting  van de bodem (rijker aan voedingsstoffen) -> afname biodiversiteit (normaal voedselarm)

Slide 9 - Diapositive

B199 Schaalvergroting
Schaalvergroting = het proces waarbij bedrijven steeds groter worden om de productiekosten (per eenheid) te verlagen + de opbrengst te verhogen.

Alleen grote boerenbedrijven kunnen dure machines, bestrijdingsmiddelen en kunstmest betalen. 
Dus: schaalvergroting is een gevolg van specialisatie -> Gevolgen: minder bedrijven en grotere bedrijven

Slide 10 - Diapositive

Zandlandschap
Oudst bewoond: gemengd bedrijf bij esdorp. Heide + schaapskooi -> mest voor akkerbouw. Bij rivierdal/beekje veeteelt en weilanden

Vanaf 1900: Schapen weg -> kunstmest. Heidevelden nu landbouw
Specialisatie van de boeren: alleen veeteelt. Akkers alleen nog veevoer (mais).

Vanaf 1950: Minder boeren -> schaalvergroting
Grotere bedrijven met meer vee = Intensieve veeteelt / bio-industrie -> vermesting.
Te weinig veevoer -> krachtvoer ergens anders vandaan


Slide 11 - Diapositive

Aan de slag:
Wat?
§6.4 Opdrachten: 1 t/m 4 (alleen 1a)
        
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Herhaling / samenvatting maken 
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof

Slide 12 - Diapositive

Het zandlandschap is...
A
vruchtbaar
B
niet vruchtbaar

Slide 13 - Quiz

Het zandlandschap ligt in ...
A
laag Nederland
B
hoog Nederland

Slide 14 - Quiz

Welk landschap is tijdens het Pleistoceen al ontstaan?
A
zandlandschap
B
rivierkleilandschap
C
laagveenlandschap

Slide 15 - Quiz

Welke ijstijd is belangrijk voor het zandlandschap?
A
Saalien (115.000-10.000 jaar gelden).
B
Weichselien (115.000-10.000 jaar geleden).

Slide 16 - Quiz

In de omgeving van Amsterdam vind je het zandlandschap.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quiz

In welke provincie vind je Löss?

Slide 18 - Question ouverte

Lösslandschap
Het landschap van Zuid-Limburg:

  • Heuvelland
  • Uitloper van Ardennen (middelgebergte)
  • Door opheffing hoger komen te liggen
  • Hoog gelegen, vrij vlak gebied (plateau)
  • Insnijding van rivieren

Slide 19 - Diapositive

Ontstaan terrassen door insnijding!

Slide 20 - Diapositive

Lösslandschap
Gesteente in de ondergrond:

  • Uit het Krijt (ver voor het Pleistoceen)
    - Warme zee met veel schelpdieren
    - Vorming kalklagen door de skeletten van de diertjes
  • Heet in Zuid-Limburg ‘mergel’

Slide 21 - Diapositive

Lösslandschap
Laatste ijstijd: afzetting löss = heel vruchtbaar en goed water vasthouden  -> geschikt voor landbouw

  • Om afspoeling van de vruchtbare grond (bodemerosie) tegen te gaan: aanleg graften =
    Steile randen / knikken op een helling met bomen en struiken evenwijdig aan de hoogtelijnen

Slide 22 - Diapositive

B134 ivm bodemerosie worden graften geplaatst!

Slide 23 - Diapositive

Lösslandschap
Löss is vruchtbaar -> kan water goed vasthouden

Vlakke delen (plateau): akkerbouw en weilanden

Steile hellingen: weiland

Slide 24 - Diapositive

Indeling van landschappen
Landschap = alles wat je ziet als je vanuit een bepaald punt naar een gebied kijkt.

Figuur 19: indeling op basis van de grondsoorten: zand, klei, veen en löss

Slide 25 - Diapositive

B89 Grondsoorten
Grondsoort = losse materiaal aan de  oppervlakte van de aardkorst.

  • Zand:
    - grove korrels met ruimte ertussen: poriën - water zakt makkelijk weg ->  vaak droog
  • Klei:
     - hele kleine deeltjes
     - deeltjes plakken aan elkaar
    - houdt water vast
    - vruchtbaar

Slide 26 - Diapositive

B89 Grondsoorten
  • Löss:
    - korrelgrootte tussen zand en klei in
    - houdt water beter vast dan zand
    - vruchtbaar

  • Veen:
    - bestaat uit plantenresten
    - ‘spons’: houdt water vast en is drassig
    - gedroogd veen (turf) is vruchtbaar en een brandstof


Slide 27 - Diapositive

B134 Bodemerosie
Bodemerosie = verdwijnen van de bovenste vruchtbare bodemlaag.
->  door water (wegspoelen) of door wind (wegwaaien)

Water: zonder begroeiing op helling -> afspoeling

Kans op bodemerosie door wind is het grootst in droge gebieden :
Wind + zand -> stofstormen

Slide 28 - Diapositive

Zandlandschap
Duinlandschap
Veenlandschap
Zeekleilandschap
Lösslandschap

Slide 29 - Question de remorquage

Hoog-Nederland
Laag-Nederland
duinlandschap
hoogveenlandschap
laagveenlandschap
lösslandschap
zeekleilandschap
zandlandschap

Slide 30 - Question de remorquage

Welke foto hoort bij welk landschap?
laagveenlandschap
zeekleilandschap
duinlandschap

Slide 31 - Question de remorquage

Welk landschap hoort bij welke foto? Sleep het landschap naar de juiste foto.
duinlandschap
zeekleilandschap
veenlandschap
zandlandschap
lösslandschap
rivierkleilandschap

Slide 32 - Question de remorquage

Hoe noem je een dorp in het zandlandschap
A
zandkasteel
B
kolonie
C
esdorp
D
grotwoning

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Lien

Aan de slag:
Wat?
§6.4 Opdrachten: 5 t/m 8
        
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Herhaling / samenvatting maken 
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof

Slide 35 - Diapositive

rivierlandschap
duinlandschap
heuvellandschap
zandlandschap

Slide 36 - Question de remorquage

zandlandschap
veenlandschap
rivierlandschap

Slide 37 - Question de remorquage

rivierkleilandschap
lösslandschap
hoogveenlandschap
zandlandschap
Komt voor in het zuiden van Limburg. Gebied met fijn stofzand en grote hoogteverschillen.
Langgerekt gebied langs de rivieren. Je ziet er veel grasland en fruitbomen.
Heeft hoogteverschillen. Heeft grasland, akkerland en veel natuurgebieden zoals bos en hei.
Open en vlak gebied met rechte kanalen. Veel grasland en langgerekte dorpen.

Slide 38 - Question de remorquage