Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
Jeudi 31 October 2024
Prends ton livre page 57 !
Le verbe Avoir
Slide 1 - Diapositive
Lesplanning
Uitleg van het werkwoord AVOIR (5')
Oefenen (15').
Blooket Quiz(5')
Evaluatie /Reflectie (5')
Slide 2 - Diapositive
Lesdoelen/ Les objectifs
De leerling kan aan het eind van de les de vervoegingen van het werkwoord avoir in de tegenwoordige tijd benoemen en herkennen.
De leerling kan zelfstandig eenvoudige Franse zinnen vormen met avoir om bezittingen en leeftijden uit te drukken.
Slide 3 - Diapositive
Le verbe avoir
Het werkwoord avoir betekent "hebben" in het Nederlands. In het Frans wordt het vaak gebruikt om bezittingen uit te drukken en ook om iemands leeftijd aan te geven.
Voorbeeld:
Il a dix ans. (Hij is tien jaar oud.)
J’ai un chat. (Ik heb een kat.)
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Luister naar de uitspraak en zeg na
j' ai ik heb
tu as jij hebt
il/elle/on a hij/zij/men heeft
nous avons wij hebben
vous avez jullie hebben/u heeft
ils/elles ont zij hebben
Slide 6 - Diapositive
Let op !!
J'ai : bij "Je" de "e" wegvalt voor een klinker of een stomme h . we zeggen "j’ai" in plaats van
"je ai". J'ai (=Ik heb) of J'habite(=Ik woon)
Tu as : Let op: je spreekt S niet uit
Il/Elle/On a
Nous avonsLet op: je spreekt S niet uit
Vous avez
Ils/Elles ontLet op: je spreekt T niet uit
Vanaf "Il a tot Elles ont " hoor je dat de woorden aan elkaar worden uitgesproken
Dit heet een liaison.
Slide 7 - Diapositive
Le verbe avoir
Om te vragen hoe oud je bent, gebruik je in het Frans het werkwoord avoir.
Tu asquel âge? Hoe oud ben je? J'ai treize ans. Ik ben dertien jaar.