verhaalanalyse 2021

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

literaire begrippen

Slide 2 - Carte mentale

Wat is een open plek in een verhaal?
A
Een situatie die vragen bij de lezer oproept
B
Een situatie waarbij de plek heel belangrijk is.
C
Een situatie die zich op een open plek afspeelt.
D
Een situatie die geen spanning oproept.

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Vidéo

Wat is een belangrijke open plek in dit fragment?
A
Overleven ze de storm?
B
Keren ze terug?
C
Wordt de vader opgepakt?
D
Wordt John B opgepakt?

Slide 5 - Quiz

Wordt de open plek ingevuld?
A
Nee, je weet niet of ze terug keren
B
Ja, ze keren op dat moment (nog) niet terug

Slide 6 - Quiz

Wat is 'de setting' in een verhaal?
A
de manier waarop iemand in de ruimte van een verhaal wordt gezet.
B
de ruimte in een verhaal
C
de tijd waarin het verhaal speelt
D
de tijd en ruimte waarin het verhaal speelt.

Slide 7 - Quiz

Wat is 'de setting' in het fragment van Outer Banks?
A
In de storm
B
In Outer Banks in de zomer
C
Op het water in een boot in de nacht
D
In de storm op een boot op woest water in de nacht

Slide 8 - Quiz

beschrijf de setting in deze dia
Bij het opstaan breekt meteen de pleuris uit op de afdeling. Hamid grijpt het hoogste woord. Hij is betrapt door de nachtdienst. Roken, dus dubbel fout want roken op de kamer plus wiet. Hele kamer stinkt naar wiet, heeft de bewaking geconstateerd. Maar dat is toch geen bewijs, hun ruiken de putlucht uit hun eigen bek die naar bedorven varkensvlees stinkt, klerelijers. Bovendien, gisteravond zijn haar gewassen met de shampoo die hij van zijn zus heeft gekregen, kamille of zoiets. Dat blijft hangen, begrijp je?

Slide 9 - Diapositive

setting van fragment

Slide 10 - Carte mentale


Wat is sujet?
A
een heel naar persoon met een flat character
B
verhaal dat chronologisch wordt verteld met eventueel terugverwijzingen
C
niet chronologisch verteld verhaal met flashbacks en flashforwards
D
een chronologisch verhaal met flashbacks

Slide 11 - Quiz

Hoe weet je dat iemand de hoofdpersoon is?
A
omdat hij / zij dat zegt
B
omdat je in haar/zijn hoofd zit en hij/zij een ontwikkeling doormaakt.
C
je leest wat hij/zij denkt en voelt en je wordt als het ware die persoon
D
omdat hij/zij overal bij is.

Slide 12 - Quiz

Wat is een motief in een verhaal?
A
een reden waarom iemand iets doet (bijvoorbeeld iemand vermoordt)
B
een steeds terugkerende gedachte of ander element dat daardoor betekenis krijgt
C
het onderwerp van een verhaal
D
de onderliggende gedachte van een verhaal

Slide 13 - Quiz

Wat is een thema van een verhaal?
A
een samenvatting van een verhaal
B
het genre
C
de onderliggende boodschap van het verhaal
D
een ultrakorte samenvatting in 1 zin

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Vidéo

Wie is de hoofdpersoon en hoe weet je dat?

Slide 16 - Question ouverte

Beschrijf de hoofdpersoon qua innerlijk en uiterlijk. Noem van elk 2 kenmerken.

Slide 17 - Question ouverte

waar moet je allemaal op letten als je een hoofdpersoon beschrijft?
A
uiterlijk en innerlijk
B
uiterlijk, innerlijk en wat hij/zij zegt en denkt.
C
uiterlijk, innerlijk, wat hij/zij zegt en denkt en wat anderen over hem/haar denken en vertellen.
D
uiterlijk, innerlijk, wat hij/zij zegt en denkt en wat anderen over hem/haar denken en vertellen en leeftijd, geslacht enz.

Slide 18 - Quiz

Wat is het genre van deze serie?
A
Actie
B
Drama
C
Fantasy
D
Detective

Slide 19 - Quiz

wat is het verschil tussen verteltijd en vertelde tijd?
A
de verteltijd =de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen, vertelde tijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
B
de vertelde tijd= de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen de verteltijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
C
de verteltijd = de tijd wanneer het verhaal speelt vertelde tijd =het verhaal dat verteld wordt.
D
de vertelde tijd=de tijd wanneer het verhaal speelt verteltijd = de tijd wanneer het verhaal verteld wordt.

Slide 20 - Quiz

wat is 'de idee'?
A
een plan dat de hoofdpersoon ten uitvoer brengt
B
de onderliggende gedachte die de schrijver in het verhaal stopte.
C
de ultrakorte samenvatting van het verhaal
D
een element in het verhaal dat steeds terugkomt en daardoor een speciale betekenis krijgt.

Slide 21 - Quiz

Ik weet weer wat verhaalanalyse inhoudt.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Ik wil graag nog extra uitleg over...

Slide 23 - Question ouverte