verhaalanalyse 2022

Welkom
Pak je literatuurschrift er vast bij.
Een pen is ook handig.
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Pak je literatuurschrift er vast bij.
Een pen is ook handig.

Slide 1 - Diapositive

literaire begrippen

Slide 2 - Carte mentale

Wat is een open plek in een verhaal?
A
Een situatie die vragen bij de lezer oproept
B
Een situatie waarbij de plek heel belangrijk is.
C
Een situatie dat zich op een open plek afspeelt.
D
Een situatie die geen spanning oproept.

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Vidéo

Wat is de belangrijkste open plek in dit fragment?
A
Wie is vermoord?
B
Overleeft Poirot, de detective, het?
C
Wordt de dader opgepakt?
D
Wat is het motief van de dader?

Slide 5 - Quiz

Wordt de open plek ingevuld?
A
Nee, je komt dat niet te weten
B
Ja, de moordenaar is één van hen.
C
Nee, iedereen wordt vermoord.
D
Ja, Poirot is de dader.

Slide 6 - Quiz

Wat is 'het decor' in een verhaal?
A
de manier waarop iemand in de ruimte van een verhaal wordt gezet.
B
de ruimte in een verhaal
C
de tijd waarin het verhaal speelt
D
de tijd en ruimte waarin het verhaal speelt.

Slide 7 - Quiz

Wat is 'het decor' in het fragment van Death on the Nile?
A
In Egypte
B
In Egypte, op de Nijl
C
In Egypte, op de Nijl, op een boot die Karnak heet
D
In Egypte, op de Nijl. op een boot die Karnak heet en de sfeer is dreigend.

Slide 8 - Quiz

beschrijf het decor in dit fragment
Bij het opstaan breekt meteen de pleuris uit op de afdeling. Hamid grijpt het hoogste woord. Hij is betrapt door de nachtdienst. Roken, dus dubbel fout, want roken op de kamer plus wiet. Hele kamer stinkt naar wiet, heeft de bewaking geconstateerd. Maar dat is toch geen bewijs, hun ruiken de putlucht uit hun eigen bek die naar bedorven varkensvlees stinkt, klerelijers. Bovendien, gisteravond zijn haar gewassen met de shampoo die hij van zijn zus heeft gekregen, kamille of zoiets. Dat blijft hangen, begrijp je?

Slide 9 - Diapositive

decor van fragment

Slide 10 - Carte mentale

Hoe weet je dat iemand de hoofdpersoon is? (meer antwoorden mogelijk)
A
omdat hij / zij dat zegt
B
omdat je in haar/zijn hoofd zit en hij/zij een ontwikkeling doormaakt.
C
je leest wat hij/zij denkt en voelt en je wordt als het ware die persoon
D
omdat hij/zij overal bij is.

Slide 11 - Quiz

Wat is een motief in een verhaal?
A
een reden waarom iemand iets doet (bijvoorbeeld iemand vermoordt)
B
een steeds terugkerende gedachte of ander element dat daardoor betekenis krijgt
C
het onderwerp van een verhaal
D
de onderliggende gedachte van een verhaal

Slide 12 - Quiz

Wat is een thema van een verhaal?
A
een samenvatting van een verhaal
B
het genre
C
de onderliggende boodschap van het verhaal
D
een ultrakorte samenvatting in 1 zin

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Vidéo

Wie is de hoofdpersoon en hoe weet je dat?

Slide 15 - Question ouverte

Beschrijf de hoofdpersoon qua innerlijk en uiterlijk. Noem 2 kenmerken voor het innerlijk, 2 voor het uiterlijk.

Slide 16 - Question ouverte

Waar moet je allemaal op letten als je een hoofdpersoon beschrijft?
A
uiterlijk en innerlijk
B
uiterlijk, innerlijk en wat hij/zij zegt en denkt.
C
uiterlijk, innerlijk, wat hij/zij zegt en denkt en wat anderen over hem/haar denken en vertellen.
D
uiterlijk, innerlijk, wat hij/zij zegt en denkt en wat anderen over hem/haar denken en vertellen en leeftijd, geslacht enz.

Slide 17 - Quiz

Wat is het genre van deze serie?
A
Actie
B
Drama
C
Fantasy
D
Detective

Slide 18 - Quiz

Wat is het verschil tussen verteltijd en vertelde tijd?
A
de verteltijd =de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen, vertelde tijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
B
de vertelde tijd= de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen de verteltijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
C
de verteltijd = de tijd wanneer het verhaal speelt vertelde tijd =het verhaal dat verteld wordt.
D
de vertelde tijd=de tijd wanneer het verhaal speelt verteltijd = de tijd wanneer het verhaal verteld wordt.

Slide 19 - Quiz

Perspectief: even oefenen

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Perspectief?
A
Ik-verteller
B
Hij/zij-verteller
C
Alwetende verteller
D
Meervoudig perspectief

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

Perspectief?
A
Ik-verteller
B
Hij/zij-verteller
C
Alwetende verteller
D
Meervoudig perspectief

Slide 28 - Quiz

Ik weet weer wat verhaalanalyse inhoudt.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quiz

Ik wil graag nog extra uitleg over...

Slide 30 - Question ouverte