Verhaalanalyse HV4

Verhaalanalyse
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Verhaalanalyse

Slide 1 - Diapositive

Welk vier perspectieven zijn er?

Slide 2 - Carte mentale

Welke perspectieven kunnen een onbetrouwbaar perspectief zijn?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is het perspectief?

Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. ‘Kwart voor zes,’ mompelde hij, ‘het is nog nacht.’ Hij wreef zich in het gezicht. ‘Wat een ellendige droom,’ dacht hij. ‘Waar ging het over?’ Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. ‘Het wordt dit weekeind goed weer,’ zei iemand. 
A
Ik
B
Personaal (hij/zij)
C
Auctoriaal (alwetend)
D
Meervoudig

Slide 4 - Quiz

Wat is het perspectief?

"Anton woonde in het tweede huis van links: dat met het rieten dak. Het heette al zo toen zijn ouders het kort voor de oorlog huurden; zijn vader had het eer der ‘Eleutheria’ genoemd of iets dergelijks, maar dan geschreven in griekse letters. Ook al voordat de catastrofe plaatsvond, had Anton de naam ‘Buitenrust’ niet opgevat als de rust van het buitenzijn, maar als iets dat buiten de rust was."
A
Ik
B
Personaal (hij/zij)
C
Auctoriaal (alwetend)
D
Meervoudig

Slide 5 - Quiz

Wat is het perspectief?

"De eerste tien jaar van mijn leven was ik niet arm. Ik was op veel manieren anders dan de mensen om mij heen, maar armer was ik niet. Dat weet ik. Er is een moment geweest waarop ik het merkte. Dat herinner ik me als de dag van gisteren."
A
Ik-perspectief
B
Personaal (hij/zij)
C
Auctoriaal (alwetend)
D
Meervoudig

Slide 6 - Quiz

Verteltijd
Vertelde tijd
Aantal pagina's in het boek
De jeugdjaren van de hoofdpersoon die verteld worden. 
De dag die verstrijkt in hoofdstuk 1. 
De minuten die het duurt om een een verhaal (voor) te lezen. 

Slide 7 - Question de remorquage

Bij welke zin begint de flashback?

"Heb ik nooit verteld over die keer dat je oma en ik in het buitenland zaten?”
“Nee, daar weet ik niets van.”
“Het is nu al zeker dertig jaar geleden. We hadden een reis geboekt naar India. In die tijd was het niet gebruikelijk om te reizen. Het begon allemaal toen we uit het vliegtuig stapten..."
A
"Heb ik..."
B
"Het is..."
C
"Het begon..."

Slide 8 - Quiz

Met een flashback wordt het verhaal...
A
niet-chronologisch.
B
chronologisch.

Slide 9 - Quiz

Hoe leer je Youssef kennen in dit fragment?
"Youssef zag eruit alsof hij dan toch in de vuurlinie terecht was gekomen die hij preventief was ontvlucht. Zijn haar stond in asgrijze pieken uiteen. Op zijn gezicht hadden baksteenstof en zweet zich vermengd tot een oorlogsmasker, hier en daar bijgeschminkt met klodders bloed en zwarte smurrie. Zijn uitgespaarde ogen leken des te groter en dwingender, maar zonder een spoortje angst erin. "
A
Direct
B
Indirect

Slide 10 - Quiz

Motieven

Hoe noem je de tastbare zaken die steeds terug kunnen keren (symbolische waarde) in een verhaal?
A
Abstract motief
B
Leidmotief
C
Klassiek motief

Slide 11 - Quiz

'Op de dag zelf van haar huwelijk met de zanger Orpheus werd Eurydice doodgebeten door een slang. Orpheus kreeg toestemming van Hades, de god van de onderwereld, om zijn overleden bruid terug mee te nemen, op de voorwaarde dat hij haar niet zou aankijken vooraleer zij de bewoonde wereld zouden hebben bereikt. Zijn drang was echter té groot; té vroeg keek Orpheus zijn geliefde aan. Nu keerde zij voor eeuwig terug naar de onderwereld en ... nu was Hades niet meer om te praten.'

In dit oude Griekse verhaal gaat het over de zoektocht naar een verloren liefde. Hoe heet zo'n motief als dit in een ander verhaal gebruikt wordt?
A
Leidmotief
B
Abstract motief
C
Klassiek motief

Slide 12 - Quiz

Welke twee rollen hebben bijpersonen?

Slide 13 - Carte mentale

Wat is een open plek in een verhaal?
A
Een situatie die vragen bij de lezer oproept
B
Een situatie waarbij de plek heel belangrijk is.
C
Een situatie dat zich op een open plek afspeelt.
D
Een situatie die geen spanning oproept.

Slide 14 - Quiz

Wat is 'de setting' in een verhaal?
A
de manier waarop iemand in de ruimte van een verhaal wordt gezet.
B
de ruimte in een verhaal
C
de tijd waarin het verhaal speelt
D
de tijd en ruimte waarin het verhaal speelt.

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Vidéo

Wat is 'de setting' in het fragment van Outer Banks?
A
In de zee
B
In Outer Banks in de zomer
C
In de zee in de zomer
D
In de zee vlakbij een boot op kabbelt water in de zomer bij zonsondergang

Slide 17 - Quiz

Beschrijf de setting in deze dia
Bij het opstaan breekt meteen de pleuris uit op de afdeling. Hamid grijpt het hoogste woord. Hij is betrapt door de nachtdienst. Roken, dus dubbel fout want roken op de kamer plus wiet. Hele kamer stinkt naar wiet, heeft de bewaking geconstateerd. Maar dat is toch geen bewijs, hun ruiken de putlucht uit hun eigen bek die naar bedorven varkensvlees stinkt, klerelijers. Bovendien, gisteravond zijn haar gewassen met de shampoo die hij van zijn zus heeft gekregen, kamille of zoiets. Dat blijft hangen, begrijp je?

Slide 18 - Diapositive

Setting van fragment

Slide 19 - Carte mentale

Hoe weet je dat iemand de hoofdpersoon is?
A
omdat hij / zij dat zegt
B
omdat je in haar/zijn hoofd zit en hij/zij een ontwikkeling doormaakt.
C
je leest wat hij/zij denkt en voelt en je wordt als het ware die persoon
D
omdat hij/zij overal bij is.

Slide 20 - Quiz

Wat is een motief in een verhaal?
A
een reden waarom iemand iets doet (bijvoorbeeld iemand vermoordt)
B
een steeds terugkerende gedachte of ander element dat daardoor betekenis krijgt
C
het onderwerp van een verhaal
D
de onderliggende gedachte van een verhaal

Slide 21 - Quiz

Wat is een thema van een verhaal?
A
een samenvatting van een verhaal
B
het genre
C
de onderliggende boodschap van het verhaal
D
een ultrakorte samenvatting in 1 zin

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Vidéo

Wie is de hoofdpersoon en hoe weet je dat?

Slide 24 - Question ouverte

Beschrijf de hoofdpersoon qua innerlijk en uiterlijk. Noem van elk 2 kenmerken.

Slide 25 - Question ouverte

Waar moet je allemaal op letten als je een hoofdpersoon beschrijft?
A
uiterlijk en innerlijk
B
uiterlijk, innerlijk en wat hij/zij zegt en denkt.
C
uiterlijk, innerlijk, wat hij/zij zegt en denkt en wat anderen over hem/haar denken en vertellen.
D
uiterlijk, innerlijk, wat hij/zij zegt en denkt en wat anderen over hem/haar denken en vertellen en leeftijd, geslacht enz.

Slide 26 - Quiz

Wat is het genre van deze serie?
A
Actie
B
Drama
C
Fantasy
D
Detective

Slide 27 - Quiz

Wat is het verschil tussen verteltijd en vertelde tijd?
A
de verteltijd =de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen, vertelde tijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
B
de vertelde tijd= de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen de verteltijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
C
de verteltijd = de tijd wanneer het verhaal speelt vertelde tijd =het verhaal dat verteld wordt.
D
de vertelde tijd=de tijd wanneer het verhaal speelt verteltijd = de tijd wanneer het verhaal verteld wordt.

Slide 28 - Quiz

Ik wil graag nog extra uitleg over...

Slide 29 - Question ouverte