Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Bonjour! Lundi 1er Mars 2021
Voorzetsels bij land- en plaatsnamen
Slide 1 - Diapositive
Doel van vandaag!
Aujourd'hui (vandaag) gaan we kijken naar de lidwoorden die horen bij de landen en voorzetsels bij plaatsnamen. Er komt een stukje uitleg en een paar verwerkingsvragen om te kijken of je het begrepen hebt!
Slide 2 - Diapositive
Exercice
Eerst maar eens even kijken naar de namen van landen in het Frans. En weet je eigenlijk waar ze liggen?
Test je kennis op de volgende slide. Je mag natuurlijk eerst even linkskijken / oefenen.
Slide 3 - Diapositive
l'Angleterre
la Belgique
l'Italie
le Danemark
la Suisse
l'Allemagne
la France
l'Autriche
la Pologne
la Norvège
la Suède
l'Espagne
l'Irlande
le Portugal
les Pays-Bas
Slide 4 - Question de remorquage
Voorzetsels bij plaatsnamen
J'habite à Amsterdam. --> Ik woon in Amsterdam.
Mon père a été à Madrid. --> Mijn vader is in/naar Madrid geweest.
Mes amis vont à Londres. --> Mijn vrienden gaan naar Londen.
Slide 5 - Diapositive
Et maintenant..
En nu wat uitleg. Hoe zit dat nu precies?
Je mag aantekeningen maken voor jezelf, of foto's maken van de slides die je belangrijk lijken.
Straks komen er vragen en die moet je beantwoorden. Hierbij kun je dan je aantekeningen gebruiken.
Slide 6 - Diapositive
Voorzetsels bij plaatsnamen
De Nederlandse woorden in en naar vertaal je in het Frans met het woord à
Schrijf het accent naar links altijd mee bij à!
Doe je het niet? Dan staat er 'heeft' en niet 'in' of 'naar'
Slide 7 - Diapositive
Voorzetsels bij landnamen en werelddelen
De Nederlandse woorden "in" en "naar" vertaal je in het Frans voor landen en werelddelen op de volgende manier;
mannelijk enkelvoud zijn krijgen au
vrouwelijk enkelvoud zijn krijgen en
meervoud zijn krijgen aux
Slide 8 - Diapositive
Bijvoorbeeld;
In Parijs = à Paris
Naar Zutphen = à Zutphen
In Engeland = En Angleterre
Naar Frankrijk = En France
In Marokko = Au Maroc
Naar Libanon = Au Liban
In Nederland = Aux Pays-Bas
Naar de Verenigde Staten = Aux États-Unis
Slide 9 - Diapositive
Hoezo kunnen landnamen nou mannelijk, vrouwelijk of meervoud zijn???
Je hebt geleerd over mannelijk en vrouwelijk, enkelvoud en meervoud.
Mannelijke woorden --> le, un
Vrouwelijke woorden --> la, une
Meervoud --> les, des
Slide 10 - Diapositive
In het Frans: ook lidwoorden bij landnamen.
Canada = le Canada
Japan = le Japon
Frankrijk = la France
Zwitserland = la Suisse
Nederland = les Pays-Bas
De Verenigde Staten = les États-Unis
Slide 11 - Diapositive
Welk land is dan mannelijk, vrouwelijk of meervoud?
Uitzondering: Suriname = le Suriname
landnamen die op een -e eindigen zijn meestal vrouwelijk
la France, la Suède, l'Espagne, l'Angleterre, la Belgique, la Russie
landnamen die op een -s eindigen zijn meestal meervoud
les Pays-Bas, les États-Unis, les Seychelles, les Philippines
landnamen die niet op een -e of -s eindigen zijn meestal mannelijk
le Japon, le Maroc, le Cameroun, le Brésil, le Pérou, le Portugal
Slide 12 - Diapositive
Voorzetsels in en naar bij landnamen en werelddelen
Landen en werelddelen die:
mannelijk enkelvoud zijn krijgen au
vrouwelijk enkelvoud zijn krijgen en
meervoud zijn krijgen aux
Slide 13 - Diapositive
Voorzetsels bij landnamen en werelddelen
mannelijk enkelvoud (au)
Je vais au Portugal.
Il habite au Maroc.
Ik ga naar Portugal.
Hij woont in Marokko.
vrouwelijk enkelvoud (en)
Madrid est en Espagne.
Elle va en France.
Madrid ligt in Spanje.
Zij gaat naar Frankrijk.
meervoud (aux)
Ma cousine est aux Pays-Bas.
Mon cousin est aux États-Unis.
Mijn nicht is in Nederland.
Mijn neef is in de Verenigde Staten.
Slide 14 - Diapositive
Samenvatting
In en naar vertaal je in het Frans...
...bij plaatsnamen met à
...bij landnamen mannelijk enkelvoud met au
...bij landnamen vrouwelijk enkelvoud met en
...bij landnamen meervoud met aux
Slide 15 - Diapositive
Pendant les vacances, je vais ___ Antilles.
A
à
B
au
C
en
D
aux
Slide 16 - Quiz
___ Japon, on mange beaucoup de sushi.
A
à
B
au
C
en
D
aux
Slide 17 - Quiz
Le carnaval est célébré ___ Brésil.
A
à
B
au
C
en
D
aux
Slide 18 - Quiz
On a passé les vacances ___ Italie.
A
à
B
au
C
en
D
aux
Slide 19 - Quiz
Ma mère va ___ Bruxelles avec ses copines.
A
à
B
au
C
en
D
aux
Slide 20 - Quiz
Il fait chaud ___ Turquie.
A
à
B
au
C
en
D
aux
Slide 21 - Quiz
Lille
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 22 - Quiz
Danemark
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 23 - Quiz
Espagne
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 24 - Quiz
États-Unis
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 25 - Quiz
Paris
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 26 - Quiz
Pérou
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 27 - Quiz
Europe
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 28 - Quiz
België
A
le Belgique
B
la Belgique
C
l'Belgique
D
les Belgique
Slide 29 - Quiz
Engeland
A
le Angleterre
B
la Angleterre
C
l'Angleterre
D
les Angleterre
Slide 30 - Quiz
Zwitserland
A
le Suisse
B
la Suisse
C
l'Suisse
D
les Suisse
Slide 31 - Quiz
de Verenigde Staten
A
le Etats-Unis
B
la Etats-Unis
C
l'Etats-Unis
D
les Etats-Unis
Slide 32 - Quiz
Brazilië
A
le Brésil
B
la Brésil
C
l'Brésil
D
les Brésil
Slide 33 - Quiz
Zuid-Amerika
A
le Amérique du Sud
B
la Amérique du Sud
C
l'Amérique du Sud
D
les Amérique du Sud
Slide 34 - Quiz
Vul zelf het juiste lidwoord in
Kies steeds uit: le -la - l' - les
(kleine letters)
Slide 35 - Diapositive
_____ Maroc
Slide 36 - Question ouverte
_____ Europe
Slide 37 - Question ouverte
_____ Russie
Slide 38 - Question ouverte
_____ Antilles
Slide 39 - Question ouverte
_____ Canada
Slide 40 - Question ouverte
Heb je alles begrepen? Waarover heb je nog een vraag;