Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden

Adjectives and adverbs

Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden

Theme 2

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Adjectives and adverbs

Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden

Theme 2

Slide 1 - Diapositive

Wat is de functie van een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 2 - Question ouverte

Wat is de functie van een bijwoord?

Slide 3 - Question ouverte

Adjectives

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.


The green car.

green = bijvoeglijk naamwoord
car = zelfstandig naamwoord (de, het, een voor zetten).

Slide 4 - Diapositive

Adverb

Een bijwoord kan iets zeggen over:

- een werkwoord (hoe iets gebeurt)
- een bijvoeglijk naamwoord
- een ander bijwoord in de zin



Slide 5 - Diapositive

Adverbs


- bijwoord zegt iets over het werkwoord
Quickly press the space bar.

- bijwoord zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord
This is an incredibly difficult level.

- bijwoord zegt iets over een ander bijwoord

You have to move really quickly.

Slide 6 - Diapositive

Adverbs

Je maakt een bijwoord door +ly achter het bijvoeglijk naamwoord te zetten.


Beautiful - beautifully


Er volgen nu een aantal regels voor de spelling


Slide 7 - Diapositive

Adverbs

De spelling verandert wanneer het bijvoeglijk naamwoord eindigt op:

1 -le > le verandert in ly                                           terrible-terribly

2 medeklinker + y >  y verandert in -ily               angry - angrily

3 -ic > dan komt er -ally achter            fantastic - fantastically


Slide 8 - Diapositive

Stappenplan

Bijvoeglijk naamwoord of bijwoord?
1. waar zegt het woord iets over?
A. over een zelfstandig naamwoord > het is een bijvoeglijk nw

B. over een ww, bijv. nw of een bijwoord > bijwoord
Bij een bijwoord voeg je -ly toe. Let op de spellingsregels!


Slide 9 - Diapositive

Let op!

Na de werkwoorden
to be, to seem, to feel, to look, to smell, to sound, to taste

gebruik je een bijvoeglijk naamwoord in plaats van een bijwoord.


Ook al zijn dit werkwoorden, deze werkwoorden zijn dus een uitzondering en dan gebruik je geen bijwoord!

Slide 10 - Diapositive

Let op!

Sommige bijwoorden hebben een onregelmatige vorm en dan voeg je geen -ly toe.


bijvoeglijk  nw - bijwoord
good - well        fair - fair
fast - fast      low - low
long - long

Slide 11 - Diapositive

Is beautiful een bv nw of bijwoord?
She is a beautiful girl.

Slide 12 - Question ouverte

Is beautifully een bv nw of bijwoord?
She sings beautifully.

Slide 13 - Question ouverte

Oefenen

Do exercise 13 on p36 of your AB.


Finish? See the other slides.

Slide 14 - Diapositive

Key exercise 13
1. beautifully
2. nicely
3. quick
4. easily
5. well
6. amazing

Slide 15 - Diapositive

Extra oefening

1. He quick/quickly reads a book.
2. Mandy is a pretty/prettily girl.
3. The class is terrible/terribly loud today.

4. Max is a good/well singer.
5. You can easy/easily open this tin.

6. It's a terrible/terribly day today.

Slide 16 - Diapositive

Wat ging goed tijdens het oefenen?

Slide 17 - Question ouverte

Wat ging minder goed tijdens het oefenen?

Slide 18 - Question ouverte

Uitdaging?


Do exercise 14 on p36 of your AB.

See your activity book for the exercise.

Slide 19 - Diapositive