Les 4 observeren in de kinderopvang

Observeren 


Even weer opfrissen
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
Observeren in de kinderopvangMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Observeren 


Even weer opfrissen

Slide 1 - Diapositive

Wat is observeren?
A
het bewust worden van de wereld om ons heen
B
het opzettelijk en doelgericht waarnemen

Slide 2 - Quiz

Observeren = opzettelijk en doelgericht waarnemen

Slide 3 - Diapositive

Wat is het verschil tussen
objectief en subjectief?

Slide 4 - Question ouverte

objectief - subjectief
Objectief = waarnemen zonder oordeel

Subjectief = waarnemen met een oordeel

Slide 5 - Diapositive

Objectief
Subjectief
Een jongen loopt naar het toilet.
Een student heeft tijdens de les  tien vragen gesteld.
Zij was erg slordig gekleed.
Mijn vriendin werd onterecht beschuldigd. 
De man draag een groene trui.
Zoals altijd is de meneer weer chagrijnig. 

Slide 6 - Question de remorquage

Geef een objectieve beschrijving van wat je op de volgende foto ziet

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Geef een objectieve beschrijving van wat je op deze foto ziet

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Geef een subjectieve beschrijving van wat je op deze foto ziet

Slide 11 - Question ouverte

Kwalitatief en Kwantitatief
Bij een kwalitatieve observatie beschrijf je precies wat iemand doet

Bij een kwantitatieve observatie beschrijf je hoe vaak iemand bepaald gedrag laat zien  



Slide 12 - Diapositive

Kwalitatief of Kwantitatief?

Je werkt bij een dagactiviteitencentrum voor demente ouderen. Het valt jou op dat meneer Bennink 4 keer in een uur tijd naar de wc moet.
A
Kwalitatief
B
Kwantitatief

Slide 13 - Quiz

Kwalitatief of Kwantitatief?

Je werkt in het speciaal onderwijs. Een ouder vraagt jou of Tim contact heeft met andere leerlingen. Ze heeft het gevoel dat Tim eenzaam is.
A
Kwalitatief
B
Kwantitatief

Slide 14 - Quiz

Continue observatie
Een continue observatie doe je wanneer je iemand of een situatie continue observeert. Je probeert hierbij zoveel mogelijk te zien en te horen. 

Een intervalobservatie observeer je hetzelfde op verschillende momenten, er is dus een interval tussen de observaties.

Slide 15 - Diapositive

Je wilt een kind observeren, omdat je de indruk hebt dat hij eenzaam is. Je wilt in verschillende situaties kijken op welke wijze hij contact maakt met andere kinderen. Welke observatie is het meest geschikt?
A
continu
B
interval

Slide 16 - Quiz

Participerend en niet-participerend
Wanneer je zelf deelneemt aan de situatie waarin je observeert heet dat een participerende manier van observeren.

Wanneer je van een afstand, en niet deel uitmaakt van de situatie, observeert heet dit een niet-participerende manier van observeren.

Slide 17 - Diapositive

Wat is een voordeel van een niet-participerende observatie?

Slide 18 - Question ouverte

''N is een meisje van 3 jaar en komt 2 dagen naar de kinderopvang. Ze valt vaak tijdens het spelen''

Welk onderdeel van het observatieplan betreft dit?
A
beginssituatie
B
observatiedoel
C
observatiehulpmiddel
D
observatievraag

Slide 19 - Quiz

''Ik ga kijken hoe vaak N valt tijdens het buitenspelen''

Welk onderdeel van het observatieplan betreft dit?
A
beginsituatie
B
observatiedoel
C
observatiehulpmiddel
D
te observeren gedrag

Slide 20 - Quiz

Terugblik op de observatie

Slide 21 - Diapositive

Welke factoren kunnen een
observatie beïnvloeden?

Slide 22 - Carte mentale

Factoren beinvloeden
Emotionele betrokkenheid
Je eigen mening
Stemming
Tijdsstip

Slide 23 - Diapositive

Conclusie observatie:
''Mohammed is niet gemotiveerd in de les rekenen''
A
objectief
B
subjectief

Slide 24 - Quiz

Conclusie observatie:
''Ellen heeft haar boek niet meegenomen naar de les''
A
objectief
B
subjectief

Slide 25 - Quiz

Heb je een vraag over observeren?

Slide 26 - Question ouverte