Les 3 module 3 BGM

 Les 3 Beroepsgerichte Module 
Het kind in zijn ontwikkeling 
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BasiszorgMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon

 Les 3 Beroepsgerichte Module 
Het kind in zijn ontwikkeling 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen:

  • Je weet het doel en de waarde van een observatie 
  • Je weet wat een observatieplan is en hoe je deze maakt
  • Je leert verschillende observatiemethoden 

Slide 2 - Diapositive

Inhoud 
  • Terugblik vorige les
  • Uitleg observeren, objectief en subjectief
  • Uitleg observatieplan en observatiemethoden  
  • Oefening 
  • Opbrengsten van de les 
  • Volgende les 

Slide 3 - Diapositive

Deelopdracht 1 deel 2: 
De student haalt relevante en aanvullende informatie uit een uitgevoerde observatie
Deze observatie wordt aan de hand van een observatieplan voorbereid.
Deze informatie wordt objectief gerapporteerd, in de beginsituatie beschreven en van feedback voorzien door de praktijkbegeleider en twee medestudenten. 

Slide 4 - Diapositive

Observeren: 
Een bewuste waarneming met een gericht doel. 
Je observeert met een observatieplan. 
             
Je gaat naar een kind of groepje kinderen kijken zonder al redenen te bedenken waarom het kind/kinderen bepaald gedrag vertoont. 

Geen conclusie, alleen waarneembaar gedrag.

Slide 5 - Diapositive

Hoe observeer je?
Een observatie doe je altijd objectief 
Objectief: gebaseerd op feiten, zonder oordeel. Wat zie je letterlijk?

Subjectief: gebaseerd op meningen, met oordeel. Wat zie je en wat vind je daarvan?

Slide 6 - Diapositive

Objectief 
Subjectief
Objectief
Subjectief
Objectief

Ik zie een blauwe speelgoedauto

Het kind kijkt naar het boek

Ik zie een mooie tekening

Het kind is boos

Het kind pakt een kleurpotlood

Slide 7 - Question de remorquage

Benoem 1 objectieve observatie

Slide 8 - Carte mentale

Stap 1: Beginsituatie 
De reden waarom je gaat observeren

Stap 2: Gegevens kind/kinderen 
Geef een korte omschrijving van het kind/kinderen dat je gaat observeren

Stap 3: Observatiedoel
Wat is het doel van de observatie? Wie, welk gedrag, en in welke situatie ga je observeren?
Observatieplan

Slide 9 - Diapositive


Stap 4: Observatiemethoden 
Kwantitatief of kwalitatief?

Kwantitatief observeren 
Gedragsinterval: hoe vaak komt een bepaald gedrag voor (turflijst)
Tijdsinterval: steeds vier minuten observeren
Kwalitatief observeren:
Open observatie: Alles opschrijven wat je op dat moment waarneemt
Gesloten observatie: Je weet precies wel gedrag je gaat observeren en je turft hoe vaak dit gedrag voorkomt.

Slide 10 - Diapositive

Participerende observatie: Je doet tijdens de observatie mee (bijv. meespelen)
Niet-participerende observatie: Je bent alleen een toeschouwer

Gestructureerde observatie: Je weet precies hoe je de observatie vastgelegd (observatieschema)
Ongestructureerde observatie: De informatie kan tijdens of na de observatie genoteerd worden. Je maakt een beschrijvend verslag

Slide 11 - Diapositive



Welke uitspraak is objectief? 
A
Het kind kijkt naar het boek en lijkt het interessant te vinden.
B
Het kind is verdrietig omdat het niet mee wil doen aan de activiteit.
C
Het kind pakt een kleurpotlood en begint op papier te tekenen.
D
Het kind is vrolijk en heeft plezier tijdens het spelen.

Slide 12 - Quiz


Wat is een belangrijk kenmerk van participerende observatie?

A
De onderzoeker kijkt van een afstand zonder in te grijpen
B
De onderzoeker maakt gebruik van een computer om alles te registreren
C
De groep weet niet dat ze geobserveerd worden
D
De onderzoeker doet alsof hij of zij onderdeel is van de groep die wordt bekeken

Slide 13 - Quiz



Wat is het verschil tussen een open en een gesloten observatie?

A
Bij een open observatie schrijf je alles op wat er gebeurt, bij gesloten niet
B
Bij een gesloten situatie kijk je naar een kind afgezonderd van andere kinderen, bij open niet

Slide 14 - Quiz


Wat is een voordeel van een gestructureerde observatie?

A
De onderzoeker heeft volledige vrijheid om alles te observeren
B
De gegevens kunnen makkelijker geanalyseerd worden door het gebruik van een schema
C
De onderzoeker kan zich beter inleven in de groep die wordt geobserveerd
D
De observatie vindt altijd plaats in een natuurlijke omgeving

Slide 15 - Quiz

Wat lever je in voor deelopdracht 1:
  1. De beginsituatie (mag via eigen creativiteit)
  2. De voorbereiding van de observatie aan de hand van het observatieplan 
  3. De (nieuwe) informatie vanuit de observatie 
  4. Feedbackformat van je stagebegeleider 
  5. Feedbackformatie van twee medestudenten 
Alles in één verslag 

Slide 16 - Diapositive

Vragen/opmerkingen/mededelingen over het inleveren van deelopdracht 1?

Slide 17 - Question ouverte

Werk verder aan de beginsituatie en de observatie. Klaar? 
Ga dan verder met de ontwikkelingswaaier, de online opdrachten of de kennistoets.

Afspraken zelfstandig werken? 
Aan de slag!

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive


Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage