Fictie - personages en argumenten

Lekker lezen
timer
10:00
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lekker lezen
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Fictie
H4 

Slide 3 - Diapositive

Deze les:

- Starten met Boek B, hoofdstuk 4: Fictie
- Uitleg Theorie Fictie en maken opdrachten over Fictie
- Einde les: Opgeven formatieve toets H3 voor volgende week donderdag








Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
- Je kunt personages en hun ontwikkeling beschrijven;
- Je kunt realistische, emotieve en morele argumenten onderscheiden;
- Je kunt je mening onderbouwen met bovenstaande argumten.

Slide 5 - Diapositive

Personages

Slide 6 - Carte mentale

Personages
Over een hoofdpersoon kom je te weten:
- wat hij denkt en voelt;
- wat zijn karaktereigenschappen zijn;
- hoe hij eruitziet;
- waar, hoe en met wie hij woont.

Slide 7 - Diapositive

Hoofdpersoon
- Meer karaktereigenschappen waardoor ze niet telkens op dezelfde manier reageren.
- Vaak veranderen ze door de gebeurtenissen, ze maken een karakterontwikkeling door.
- Round character

Slide 8 - Diapositive

Bijpersonen
- Veel minder informatie;
- meestal geen gedachten en gevoelens;
- veranderen niet en reageren vaak voorspelbaar;
- flat characters. 

Slide 9 - Diapositive

Wat hoort niet bij een round character?
A
Karakterontwikkeling
B
Je leest wat hij denkt en voelt.
C
Bijpersoon
D
Waar, hoe en met wie hij woont

Slide 10 - Quiz

Soorten argumenten
Je hebt al diverse malen je mening over een boek moeten geven. We gaan wat dieper hierop in, door te kijken wat voor soorten argumenten er zijn:
1 Emotieve argumenten
2 Realistische argumenten
3 Morele argumenten

Slide 11 - Diapositive

2 Realistische argumenten
Je gebruikt beoordelingswoorden die aangeven in hoeverre jij een verhaal realistisch vindt .

geloofwaardig - herkenbaar - bedacht - origineel 

Slide 12 - Diapositive

1 Emotieve argumenten
Je gebruikt beoordelingswoorden die aangeven wat een verhaal met je doet (emotie)

maakt me vrolijk - spannend - vol vaart - ontroerend - beklemmend - inleven

Slide 13 - Diapositive

3 Morele argumenten
Je gebruikt beoordelingswoorden die iets zeggen over de keuzes die de personages maken of over de boodschap die de schrijver wil uitdragen.

Goed voorbeeld - keur ik af - asociaal - rechtvaardig - betrokken

Slide 14 - Diapositive

Wat voor argument is:
Het is walgelijk zoals de roddelpers reageert op Loogman?
A
Realistisch
B
Emotief
C
Moreel

Slide 15 - Quiz

Wat voor argument is
Het is best triest dat Val Benyamin meteen inwisselt?
A
Realistisch
B
Emotief
C
Moreel

Slide 16 - Quiz

Leerdoelen
- Je kunt personages en hun ontwikkeling beschrijven;
- Je kunt realistische, emotieve en morele argumenten onderscheiden;
- Je kunt je mening onderbouwen met bovenstaande argumten.

Slide 17 - Diapositive

Hoe eindigt het verhaal?

open einde = er blijven vragen onbeantwoord
gesloten einde = 'verhaalprobleem' is opgelost
gelukkig/droevig eind

Slide 18 - Diapositive

Doen:
(- Nakijken huiswerk met nakijkmodel )
- Maken uit boek B: opdracht 1 t/m 5 en opdracht 7 en 8

Slide 19 - Diapositive

Dit blokuur:

1. Maken oefentoets om te trainen voor de toets van volgende week donderdag
2. Klaar:

- Nakijken toets
- Nakijken het huiswerk van fictie voor vandaag (beide nakijkmodellen zijn bijgevoegd in Magister
- Leerdoelenlijst bijwerken!!!!!!

Slide 20 - Diapositive

lekker lezen
timer
10:00

Slide 21 - Diapositive

Leren toets:

1. Zie mail voor overzicht leerstof
2. Maak van de onderdelen Lezen, Woorden, Grammatica, Spelling: Test Jezelf of Versterk jezelf
3. Magister.learn: 

- Woordenlijst
- Extra oefenmateriaal

Slide 22 - Diapositive