bouwplan van zoogdieren

Bouwplan van zoogdieren
Zoogdieren
Alle zoogdieren hebben een skelet. Mensen zijn ook zoogdieren. Je skelet geeft stevigheid en vorm aan je lichaam. 
Skelet
We verdelen het skelet in: 
  • de schedel
  • de wervelkolom 
  • de ribbenboog 
  • de schouders en het bekken 
  • de ledematen
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

Bouwplan van zoogdieren
Zoogdieren
Alle zoogdieren hebben een skelet. Mensen zijn ook zoogdieren. Je skelet geeft stevigheid en vorm aan je lichaam. 
Skelet
We verdelen het skelet in: 
  • de schedel
  • de wervelkolom 
  • de ribbenboog 
  • de schouders en het bekken 
  • de ledematen

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt het verschil tussen zoolganger, teengangers en hoefgangers uitleggen.
  • Je kunt zoolgangers, teengangers en hoefgangers herkennen.
  • Je kunt vertellen welke aanpassingen dieren hebben aan hun omgeving

Slide 2 - Diapositive

Topgangers (=hoefgangers), zoolgangers en teengangers. 

Slide 3 - Diapositive

0

Slide 4 - Vidéo

zoolganger/ teenganger/ topganger (hoefganger)

Slide 5 - Diapositive

0

Slide 6 - Vidéo

0

Slide 7 - Vidéo

Hoefganger
Loopt op de hoef => op de nagel die op de top van de teen

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Teenganger
Loopt op de teenkootjes

Slide 10 - Diapositive

Kat
teenganger

Slide 11 - Diapositive

Zoolganger
Loopt op de gehele voet

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Lien

Welke pootsoort heeft een egel?
A
Zoolganger
B
Teenganger
C
Topganger

Slide 16 - Quiz

Kies het juist antwoord:
"Kijk naar de afbeelding. Wat voor dier zou hier afgebeeld kunnen zijn?"
A
Teenganger, net als een paard.
B
Teenganger, net als een kat.
C
Topganger, net als een paard.
D
Topganger, net als een kat.

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Lien


Een varken is een... 
A
topganger/hoefganger
B
zoolganger
C
teenganger

Slide 19 - Quiz

wat voor soort "ganger" is dit?
A
een zoolganger
B
een top/hoefganger
C
een teenganger

Slide 20 - Quiz

een voorbeeld van een teenganger is een
A
mens
B
paard
C
beer
D
hond

Slide 21 - Quiz

Kijk naar het plaatje. Dit is het skelet van een rat. Een rat is een....
A
zoolganger
B
teenganger
C
hoefganger

Slide 22 - Quiz

hoefganger
zoolganger
teenganger

Slide 23 - Question de remorquage

een beer is een :
A
topganger
B
teenganger
C
zoolganger
D
hoefganger

Slide 24 - Quiz

Aanpassingen aan de leefomgeving
Organismen passen zich aan, aan hun leefomgeving.
Dit doen zij om de kans op overleving te vergroten.
Dit gebeurt door natuurlijke selectie/evolutie.

Je moet bij organismen kunnen uitleggen hoe zij zijn aangepast aan hun omgeving. Hierna een aantal voorbeelden

Slide 25 - Diapositive

De mol
De mol leeft onder de grond.
Hij graaft gangen.
In deze gangen jaagt hij op regenwormen en insekten.
Het is donker in deze tunnels.
Hoe is de mol aangepast aan zijn omgeving?
(Klik de hints aan)
De mol leeft in het donker.
Is het belangrijk dat hij kan zien?
1
De mol leeft onder de grond.
Hij moet gangen graven
2
De mol leeft in het donker.
Hoe weet hij waar de regenwormen zijn?
3
De mol leeft onder de grond.
Is het handig als het dier vies/nat/koud wordt?
4

Slide 26 - Diapositive

De mol
Hoe is de mol aangepast aan zijn omgeving?
Hij leeft onder de grond. Goede ogen zijn in het donker niet belangrijk. Hij heeft dus hele slechte ogen

De mol moet gangen  graven en heeft dus grote voorpoten waarmee hij heel goed kan graven
De mol ziet onder de grond niet. Maar hij kan heel goed voelen. Hij voelt de trillengen die diertjes maken en kan ze zo vangen.
De mol mag niet vies/nat/koud worden. Daarom heeft hij een dichte vacht waaraan het vuil en vocht zich niet makkelijk hecht

Slide 27 - Diapositive

Skelet mol
De voorpoten zijn dus zo aangepast dat ze gemakkelijk aarde opzij kunnen schuiven
De leefomgeving bepaalt zo het bouwplan (skelet) van een dier. Dit bepaalt of zij kunnen (over)leven in een gebied

Slide 28 - Diapositive

De uil
De uil jaagt op konijnen en muizen.
De prooidieren bewegen zich heel stil.
De prooidieren komen meestal in de schemering te voorschijn.
De prooidieren zijn heel voorzichtig: bij het kleinste geluidje vluchten ze.
Hoe heeft de uil zich aangepast aan de omgeving?
(klik op de  hints)
De uil jaagt op muizen.
Hoe weet hij waar die zijn?
1
De uil jaagt op muizen.
Hoe pakt hij ze?
2
De uil jaagt op muizen.
Hoe maakt hij ze dood?
3
De uil jaagt op muizen.
Die schrikken heel snel.
Hoe zorgt hij ervoor dat hij niet opgemerkt wordt
4
De uil jaagt op muizen.
Die komen in de schemer naar buiten.
Hoe ziet hij ze?
5

Slide 29 - Diapositive

De uil
Hoe heeft de uil zich aangepast aan zijn omgeving?
Zeer goede oren, waarmee hij de muizen kan horen lopen
Zeer goede ogen, waarmee hij in de schemer kan zien
hele zachte veren, waardoor hij geluidloos kan vliegen.
Prooidieren horen de uil dus niet aankomen
Sterke klauwen waarmee hij zijn prooi kan vangen
Scherpe snavel, waarmee hij zijn prooi in stukken kan scheuren

Slide 30 - Diapositive

De reiger
Hoe is de reiger aangepast aan zijn omgeving?
Lang nek om...
Lange poten om....
Scherpe snavel om...

Slide 31 - Diapositive

De reiger
Je kunt zien dat het bouwplan van de r
reiger hetzelfde is als dat van andere
gewervelden.
Kijk eens goed naar de halswervels:
Het zijn er net zoveel als bij de mens.

Slide 32 - Diapositive