Aanpassingen in dieren 6.5

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

AANDACHTSTREKKER!!!

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Waar horen honden bij?
A
hoefgangers
B
teengangers
C
zoolgangers

Slide 9 - Quiz

Waar horen beren bij?
A
een zoolganger
B
een top/hoefganger
C
een teenganger

Slide 10 - Quiz

Kijk naar het plaatje. Dit is het skelet van een rat. Een rat is een....
A
zoolganger
B
teenganger
C
hoefganger

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Wat eet je met welke snavel?

Slide 16 - Question de remorquage

kegelsnavel
zeefsnavel
priemsnavel
pincetsnavel
haaksnavel

Slide 17 - Question de remorquage

Welke snavel hoort bij welke set poten?

Slide 18 - Question de remorquage

Zoolganger
Hoefganger
Teenganger
Loopt op de gehele voetzool
Loopt op de tenen.
Loopt op de top van de tenen.
tenen en nagels zijn vergroeid tot hoef.

Slide 19 - Question de remorquage

Is dit dier een zoolganger, teenganger of topganger?
A
Zoolganger
B
Teenganger
C
Topganger

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Aanpassingen aan de leefomgeving
Organismen passen zich aan, aan hun leefomgeving.
Dit doen zij om de kans op overleving te vergroten.
Dit gebeurt door natuurlijke selectie/evolutie.

Je moet bij organismen kunnen uitleggen hoe zij zijn aangepast aan hun omgeving. Hierna een aantal voorbeelden

Slide 22 - Diapositive

De mol
De mol leeft onder de grond.
Hij graaft gangen.
In deze gangen jaagt hij op regenwormen en insecten.
Het is donker in deze tunnels.
Hoe is de mol aangepast aan zijn omgeving?
(Klik de hints aan)
De mol leeft in het donker.
Is het belangrijk dat hij kan zien?
1
De mol leeft onder de grond.
Hij moet gangen graven
2
De mol leeft in het donker.
Hoe weet hij waar de regenwormen zijn?
3
De mol leeft onder de grond.
Is het handig als het dier vies/nat/koud wordt?
4

Slide 23 - Diapositive

De mol
Hoe is de mol aangepast aan zijn omgeving?
Hij leeft onder de grond. Goede ogen zijn in het donker niet belangrijk. Hij heeft dus hele slechte ogen

De mol moet gangen  graven en heeft dus grote voorpoten waarmee hij heel goed kan graven
De mol ziet onder de grond niet. Maar hij kan heel goed voelen. Hij voelt de trillengen die diertjes maken en kan ze zo vangen.
De mol mag niet vies/nat/koud worden. Daarom heeft hij een dichte vacht waaraan het vuil en vocht zich niet makkelijk hecht

Slide 24 - Diapositive

Skelet mol
De voorpoten zijn dus zo aangepast dat ze gemakkelijk aarde opzij kunnen schuiven
De leefomgeving bepaalt zo het bouwplan (skelet) van een dier. Dit bepaalt of zij kunnen (over)leven in een gebied

Slide 25 - Diapositive

De uil
De uil jaagt op konijnen en muizen.
De prooidieren bewegen zich heel stil.
De prooidieren komen meestal in de schemering te voorschijn.
De prooidieren zijn heel voorzichtig: bij het kleinste geluidje vluchten ze.
Hoe heeft de uil zich aangepast aan de omgeving?
(klik op de  hints)
De uil jaagt op muizen.
Hoe weet hij waar die zijn?
1
De uil jaagt op muizen.
Hoe pakt hij ze?
2
De uil jaagt op muizen.
Hoe maakt hij ze dood?
3
De uil jaagt op muizen.
Die schrikken heel snel.
Hoe zorgt hij ervoor dat hij niet opgemerkt wordt
4
De uil jaagt op muizen.
Die komen in de schemer naar buiten.
Hoe ziet hij ze?
5

Slide 26 - Diapositive

De reiger
Hoe is de reiger aangepast aan zijn omgeving?
Lang nek om...
Lange poten om....
Scherpe snavel om...

Slide 27 - Diapositive

De reiger
Je kunt zien dat het bouwplan van de r
reiger hetzelfde is als dat van andere
gewervelden.
Kijk eens goed naar de halswervels:
Het zijn er net zoveel als bij de mens.

Slide 28 - Diapositive

De uil
Hoe heeft de uil zich aangepast aan zijn omgeving?
Zeer goede oren, waarmee hij de muizen kan horen lopen
Zeer goede ogen, waarmee hij in de schemer kan zien
hele zachte veren, waardoor hij geluidloos kan vliegen.
Prooidieren horen de uil dus niet aankomen
Sterke klauwen waarmee hij zijn prooi kan vangen
Scherpe snavel, waarmee hij zijn prooi in stukken kan scheuren

Slide 29 - Diapositive