§3.2 Temperatuur meten

B: §3.3
K: §3.2 

Hoofdstuk 3 Water
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NaSkMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

B: §3.3
K: §3.2 

Hoofdstuk 3 Water

Slide 1 - Diapositive

Doelen
Aan het einde van §3.2 kan ik:
  • de onderdelen van een vloeistofthermometer benoemen.
  • uitleggen hoe een vloeistofthermometer werkt. 
  • een schaalverdeling in graden Celsius maken met behulp van het smeltpunt van ijs en het kookpunt van water. 
  • verschillende soorten thermometers benoemen.
Hoofdstuk 3 Water
§3.2 Temperatuur meten

Slide 2 - Diapositive

IJs en water bestaat uit:
A
Dezelfde fase
B
Dezelfde stof
C
Dezelfde vorm
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 3 - Quiz

Welke uitspraak over ijzel is waar?
A
IJzel bestaat uit kristallen
B
IJzel is een vaste stof
C
IJzel is een vloeistof
D
IJzel is een gas

Slide 4 - Quiz

Hoe warm is het hier?

Slide 5 - Question ouverte

Een thermometer is een thermometer. Daarom bestaat er maar één soort thermometer!
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Thermometer
Om temperaturen betrouwbaar te 
vergelijken, heb je een meetinstrument
nodig: de thermometer

Een bekend soort thermometer 
is de vloeistofthermometer. 
Hoofdstuk 3 Water
§3.2 Temperatuur meten

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

De celciusschaal
Temperatuur meten 
wij in graden Celsius. 

Dit mag je afkorten met
°C 

Hoe weten we nu dan
de temperatuur?
Hoofdstuk 3 Water
§3.2 Temperatuur meten

Slide 9 - Diapositive

Andere soorten thermometers

Hoofdstuk 3 Water
§3.2 Temperatuur meten
Analoog
Digitaal

Slide 10 - Diapositive

Wat is het meetbereik van de thermometer?
A
0 tot 50 graden Celsius
B
100 graden Celsius
C
- 50 tot + 50 graden Celsius

Slide 11 - Quiz

Wat is het meetbereik van deze thermometer?
A
-20 graden Celsius
B
van 30 tot 50 graden Celsius
C
van -30 tot +50 graden Celsius
D
20 graden Celsius

Slide 12 - Quiz

Wat gebeurt er met de thermometervloeistof als het warmer wordt?
A
Het zet uit
B
Het krimpt

Slide 13 - Quiz

Wat voor thermometer is dit?
A
Oventhermometer
B
Koortsthermometer
C
Buitenthermometer
D
Vleesthermometer

Slide 14 - Quiz

Wat is temperatuur op de thermometers
A
a.49 b.112 c.13 d.240 e.52 °C
B
a.49 b.108 c.13 d.230 e.50 °C
C
a.50 b.108 c.13 d.230 e.52 °C
D
a.50 b.112 c.15 d.240 e.50 °C

Slide 15 - Quiz

Deze thermometer is een:
A
digitaal meetinstrument
B
analoog meetinstrument

Slide 16 - Quiz

Hoofdstuk 3 Water

Basis
Kader
Maak in je boek:

 §3.3


Maak in je boek:

§3.2 

Slide 17 - Diapositive