H10.2 Snelheid en versnelling

Planning
Vandaag: 
Termen die je MOET kennen!
Herhaling H10.1 
instructie H10.2

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Planning
Vandaag: 
Termen die je MOET kennen!
Herhaling H10.1 
instructie H10.2

Slide 1 - Diapositive

Termen die je moet kennen
Soms ook terug te vinden in BINAS, maar belangrijk om deze uit je hoofd te kennen
v= snelheid
s = afstand
t = tijd
s,t diagram: grafiek waarbij op de x-as de tijd en op de Y-as de afstand weer geeft.
v,t diagram: grafiek waarbij op de x as de tijd en op de Y-as de snelheid weer geeft.
eenparig = constant
eenparige beweging = beweging met een constante snelheid
eenparig versnelde beweging: beweging met een constante versnelling


Slide 2 - Diapositive

De gemiddelde snelheid

De gemiddelde snelheid kan je berekenen met de formule:


Vgem = s/t (m/s)

Snelheid (gem) = afstand/tijd


1 m/s = 3,6 km/h


Slide 3 - Diapositive

S,t diagram

Slide 4 - Diapositive

Hoofdstuk 10.2 Snelheid en versnelling
Leerdoelen deze les
  • Je kan grafieken met betrekking tot snelheid lezen en maken           oftewel een v,t-diagram

  • Je kent de formule Vgem = s / t en je kunt deze toepassen 

  • Je kunt de formule a = ∆v / t en je kunt deze toepassen

Slide 5 - Diapositive

De eenparige beweging
  • Het s,t-diagram stijgt of loopt horizontaal in een rechte lijn.

    Waarom?
  • Bij een eenparige beweging is de snelheid constant
  • Het v,t-diagram is een rechte lijn die horizontaal loopt


Slide 6 - Diapositive

De versnelde beweging
De versnelde beweging is een beweging waarvan de snelheid steeds groter wordt. 

Voorbeeld: een auto die begint met rijden nadat deze stilstond bij een stoplicht

Versnelling berekenen =>    a = ∆v / t

Slide 7 - Diapositive

Formule versnelling (a)
a=ΔtΔv

Slide 8 - Diapositive

Voorbeeld:
Een auto trekt op van   
0 tot 100 km/h in 11,4 s Bereken de versnelling in m/s2
Gegevens:
  • ∆v = 100 km/h = 100:3,6            = 27,8 m/s    ; t = 11,4 s
Gevraagd: 
  • a = ? m/s2
Formule: 
  • a = ∆v / t
Uitwerking: 
  • a = 27,8 / 11,4 = 2,4
Antwoord: 
  • De versnelling is 2,4 m/s2

Slide 9 - Diapositive

De Drag Racer versnelt 0 tot 150 km/h in 0,8s

Wat is de versnelling?

Slide 10 - Question ouverte

Samenvatting
  • Bij een eenparige beweging verandert de snelheid niet. 
  • Met de formule voor snelheid (v) kun je de gemiddelde snelheid uitrekenen. 
  • Met de formule voor versnelling (a) kun je de versnelling uitrekenen.

Slide 11 - Diapositive

Planning
Huiswerk dinsdag
Lees H10.2 goed door en maak opg 15 t/m 24 (p.129)
Instructie H10.4

Huiswerk donderdag
Lees H10.3 goed door en maak opg. 25 t/m 29 (p. 134)

Slide 12 - Diapositive

Opgaven H10.1
1: B
2: A
3: B
4a) Stoboscopische foto +                                    Serie video-opnamen
   b) t = 1/5 = 0,2 s
   c) 1 cm komt overeen met 10 cm
   d) Vgem = s / t
5a) t = 0,8 ; 1,0 ; 1,2 s
      v = 20 ; 36 ; 56 ; 80 cm
  b) teken (s,t)-diagram 
  c) C

6a) Afstand auto's worden groter
  b) Lijn gaat steiler lopen

7a) t = 0,02 ; 0,04 ; 0,06 ; 0,08 ; 0,10 ... s
      v = 6,6 ; 9,0 ; 10,8 ; 12,0 ; 12,7 ; 13,0 cm
  b) teken (s,t)-diagram
 

Slide 13 - Diapositive

Opgave 8
a) Geg.:  s = 3,6 cm = 0,036 m
               t = 0,02 s
    Gevr.: Vgem = ? m/s
    Form.: Vgem = s/t
    Uitw.:   Vgem = 0,036 / 0.02 = 1,8 m/s
    Ant:     De gemiddelde snelheid is 1,8 m/s
b) Geg.: s = 13,0-12,7= 0,30 cm = 0,0030 m
     uitw.: Vgem = s/t= 0,0030/0,02 = 0,15 m/s
     Ant.: De gemiddelde snelheid is 0,15 m/s
c) A
Opgave 9
Gegevens: schaal 1:200   ; t = 5 s  ; 
s = 7,3 cm x 200 = 1460 cm = 14,6 m
Gevraagd: Vgem = ? m/s
Formule: Vgem = s/t
Uitwerking: Vgem = 14,6/5 = 2,92 m/s
Ant.: De gemiddelde snelheid is 2,9 m/s

Slide 14 - Diapositive

Opgave 10
a) gegevens:
     zwemmen: s = 3,8 km  ; t = 2 h
     fietsen:       s = 180 km ; t = 5 h
     lopen:         s = 42 km   ; t = 3 h
    Gevraagd: Vgem = ? km/h
    Formule: Vgem = s/t
    Uitwerking:
    Zwemmen: Vgem = 3,8/2 = 1,9 km/h
    fietsen:        Vgem =  180/5 = 36 km/h
    lopen:         V gem = 42/3 = 14 km/h
b) s = 3,8 + 180 + 42 = 225,8 km
    t = 2 + 5 + 3 = 10 h
    Vgem = s/t = 225,8 / 10 = 22,6 km/h
Opgave 11
a) 25 km/h = 25 : 3,6 = 6,9 m/s
                  = 25000 m : 3600 s
b) 20 km/h = 20 : 3,6 = 5,6 m/s

Opgave 12
a) 12,0 m/s = 12,0 x 3,6 = 43,2 km/h
                   = 0,012 km : (1/3600) s
b) 55,0 m/s = 55,0 x 3,6 = 198,0 km/h

Opgave 13
Geg. t = 35 min = 0,5833 h ; v = 15 km
gevr. Vgem = ? km/h
Uitw. Vgem = v/t = 15 / 0,5833 = 25,7 km/h         

Slide 15 - Diapositive