Herhaling 1.4 & 1.5

Startacitiviteit
Maken - Uitgedeelde opgave
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Startacitiviteit
Maken - Uitgedeelde opgave

Slide 1 - Diapositive

Agenda
- Startactiviteit + Bespreken
- Herhalen Sparen en Beleggen
- Aan de slag - Huiswerk
- Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Sparen
Je hebt in de paragraaf geleerd:
  • Wat risico-aversiteit is
  • Wat de verschillen tussen een spaarrekening en een spaardeposito zijn
  • Intrest op basis van enkelvoudige intrest (rente) berekenen
  • Het saldo berekenen op een spaarrekening met behulp van samengestelde intrest
  • Het bijgeschreven rentebedrag op een spaarrekening bereken met behulp van samengestelde rente

Slide 3 - Diapositive

Wat betekent risico-avers?
A
Een persoon die graag de risico's op zoekt
B
Een persoon die risicomijdend is
C
Een persoon die doet aan beleggen
D
Een persoon die doet aan sparen

Slide 4 - Quiz

Om welke drie redenen sparen mensen?
A
Voor een buffer, voor een doel en voor een inkomen (rente)
B
Voor een buffer, uit voorzorg en voor de rente
C
Voor een inkomen, voor een doel en tegen risico
D
Voor een inkomen, tegen risico en voor beleggen

Slide 5 - Quiz

Benoem het verschil tussen een spaarrekening en een spaardeposito

Slide 6 - Question ouverte

Bij samengestelde rente hebben ze het vaak over 'rente op rente' leg uit wat hiermee word bedoeld

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de formule voor samengestelde intrest?

Slide 8 - Question ouverte

Startacitiviteit
Maken - Uitgedeelde opgave

Slide 9 - Diapositive

Agenda
- Startactiviteit 
- Herhalen Beleggen en Consumptief krediet
- Aan de slag - Opgave maken
- Afsluiting

Slide 10 - Diapositive

Beleggen
Je hebt in deze paragraaf geleerd:
  • Wat het verschil is tussen aandeel, obligatie en een beleggingsfonds.
  • De verschillen in risico's en rendement tussen aandelen, obligaties en beleggingsfondsen uitleggen.
  • Het totale rendement berekenen en uitsplitsen in het dividend- en koersrendement voor een aandeel.
  • Het totale rendement berekenen en uitsplitsen in het couponrendement en koersrendement.

Slide 11 - Diapositive

Wat is het verschil van aandeel in een BV en een aandeel in een NV?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen de beurskoers en het koerresultaat?

Slide 13 - Question ouverte

Leg uit wat de verschillen zijn tussen een aandeel, obligatie en beleggingsfonds.

Slide 14 - Question ouverte

Soorteer de vormen van beleggen naar risico, links het hoogst en rechts het laagst.
A
Beleggingsfonds, aandelen en obligaties
B
Aandelen, Obligatie en beleggingsfonds
C
Obligaties, aandelen en beleggingsfonds
D
Obligaties, beleggingsfonds en aandelen

Slide 15 - Quiz

Wat zijn de formules voor koersrendement, couponrendement, en dividendrenement

Slide 16 - Question ouverte

Waaruit bestaat het totale rendement?

Slide 17 - Question ouverte

Consumptief krediet
Je hebt in deze paragraaf geleerd:
  • Wat het verschil is tussen rente en aflossing
  • Wat het verschil tussen consumptief krediet en hypothecair krediet
  • De belangrijkste kenmerken van de consumptief krediet vormen benoemen
  • Het verloop van de intrest/aflossing gedurende de looptijd bij een lineaire en annuïteiten lening uitleggen en berekenen
  • Uitleggen wat een annuïteit is

Slide 18 - Diapositive

Wat is het verschil tussen de rente en aflossing?

Slide 19 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen een hypothecaire krediet en een consumptiefkrediet?

Slide 20 - Question ouverte

Welke vijf vormen van consumptief krediet zijn er?

Slide 21 - Question ouverte

Wat is een annuïteit?

Slide 22 - Question ouverte

Aan de slag - Huiswerk
Maken - Uitgedeelde opgave

Slide 23 - Diapositive